ECLI:NL:OGEAA:2015:307

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 juli 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
248 van 2015, P-2014/15592
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijk afloop en epileptische aanval als verontschuldigbare onmacht

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor een verkeersongeval dat op 21 maart 2014 plaatsvond. De verdachte, die lijdt aan epilepsie, reed met haar auto op de verkeerde weghelft en veroorzaakte een aanrijding waarbij een passagier, die ook het slachtoffer was, om het leven kwam. Tijdens de zitting op 11 juni 2015 werd de verdachte bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. D.M. Canwood, terwijl de officier van justitie, mr. C.D. Kardol, het requisitoir voerde. De tenlastelegging omvatte onder andere roekeloos rijgedrag en het niet verlenen van voorrang op een rotonde.

De verdediging voerde aan dat de verdachte ten tijde van het ongeval een epileptische aanval had, waardoor zij niet in staat was om haar rijgedrag te controleren. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de verdachte zich bewust moest zijn van haar handelingen. Het gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte tijdens het ongeval een epileptische aanval had, wat leidde tot het onbewust rijden op de verkeerde weghelft. Hierdoor kon de schuld aan het ongeval niet aan de verdachte worden toegeschreven.

Het gerecht sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit, omdat het bestanddeel 'aan haar schuld te wijten' niet kon worden bewezen. Wel werd het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaard, maar de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld in de vorm van verontschuldigbare onmacht. De uitspraak werd gedaan op 2 juli 2015 door rechter N.K. Engelbrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], te [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. D.M. Canwood.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting aan de hand van een overgelegd requisitoir gerekwireerd.
De raadsvrouw heeft aan de hand van overgelegde pleitnotities het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
dat zij op of omstreeks 21 maart 2014 te Aruba, als weggebruiker, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een (personen)auto (van het merk Hyundai, model Atos, gekentekend [kentekennummer], daarmede rijdende over op een voor het verkeer openstaande weg, de Sabana Berde en/of de Hoofdverkeersweg en/of over de Spiraal rotonde, zich zodanig heeft gedragen, dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
- is gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (witte personenauto van het merk Mitsubishi) uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en/of waardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en/of verdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (zwarte personenauto van het merk Mitsubishi) uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en/of waardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en/of verdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden en/of op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft voornoemde rotonde is opgereden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk Isuzu) over die rotonde en/of op voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en/of haar reeds dicht was genaderd en/of (waardoor) zij, is gebotst/aangereden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig en/of
- ( vervolgens) tegen de muur van de rotonde is gebotst,
waardoor een ander, te weten [slachtoffer] is gedood;
(artikel 4 van de Landsverordening Wegverkeer)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat zij op of omstreeks 21 maart 2014 in Aruba, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg, (de Sabana Berde en/of de Hoofdverkeersweg en/of over de Spiraal rotonde), als bestuurder van een motorrijtuig , te weten een (personen)auto (van het merk Hyundai, model Atos, gekentekend [kentekennummer], zich zodanig heeft gedragen dat daardoor de vrijheid van het verkeer werd belemmerd en/of de veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar werd gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij
- is gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (witte personenauto van het merk Mitsubishi) uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en/of waardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en/of verdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (zwarte personenauto van het merk Mitsubishi) uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en/of waardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en/of verdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en/of
- ( vervolgens) tegen het verkeer is blijven inrijden en/of op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft voornoemde rotonde is opgereden, terwijl op dat moment een motorrijtuig (personenauto van het merk Isuzu) over die rotonde en/of op voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en/of haar reeds dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, is gebotst/aangereden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig en/of
- ( vervolgens) voornoemde rotonde is opgereden en (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een motorrijtuig (personenauto van het merk Isuzu) die zich op dat moment op die rotonde bevond en/of (waardoor) zij, is gebotst/aangereden tegen voornoemd motorrijtuig;
(artikel 2 van de Landsverordening Wegverkeer)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsoverwegingen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op het proces-verbaal van de aanrijding, het technisch onderzoek en de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
Volgens de officier van justitie kan uit het samenstel van de gedragingen van de verdachte worden afgeleid dat er sprake is van roekeloosheid, omdat uitgesloten moet worden dat de verdachte per ongeluk met haar auto op de verkeerde weghelft is terechtgekomen en aldaar is blijven rijden. De verdachte moet zich bewust zijn geweest van deze handelingen, en door gedurende langere tijd op deze manier te blijven rijden en zich er niet van te vergewissen dat de passagier de gordel droeg, is zij er op zeer lichtzinnige wijze van uitgegaan dat de risico’s zich niet zullen realiseren, aldus de officier.
Wat betreft het standpunt van de verdediging, dat pas ter terechtzitting is aangevoerd, dat het ongeval te wijten zou zijn geweest aan een epileptische aanval die de verdachte tijdens het rijden zou hebben gehad, betoogt de officier dat dit onvoldoende is onderbouwd en ook niet aannemelijk is gelet op voormelde getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De officier van justitie verzoekt ten slotte aanhouding van de strafzaak, indien het gerecht mocht oordelen dat het verweer van de verdediging kans van slagen heeft.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de tenlastegelegde gedragingen wel bewezen kunnen worden verklaard maar niet aan verdachte kunnen worden verweten, hetgeen tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit dient te leiden. Ten aanzien van het onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft de verdediging geconcludeerd tot ontslag van alle rechtsvervolging wegens verontschuldigbare onmacht.
Volgens de verdediging is verdachte sinds 2002 met epilepsie gediagnosticeerd en daarvoor onder behandeling bij zowel een neuroloog als een huisarts. Het is bekend dat veel mensen die lijden aan epilepsie, geheugenstoornissen hebben en dat zij zich gebeurtenissen kort voor en vlak na de aanval niet kunnen herinneren. Bij de verdachte is dat ook het geval. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat zij op een gegeven ogenblik is gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft en een ongeval heeft veroorzaakt. Dit, in samenhang met de verklaring van [getuige 3], wijst er, volgens de verdediging, op dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk direct voorafgaande aan en ten tijde van het ongeval een (korte) epileptische aanval heeft gehad ten gevolge waarvan zij het bewustzijn heeft verloren en dat het ongeval hierdoor heeft veroorzaakt. De [getuige 3] heeft tevens verklaard dat hij zag dat de passagier de auto probeerde te besturen, teneinde een aanrijding met hem te voorkomen. Voormelde gedraging verklaart ook waarom [het slachtoffer], die het ziektebeeld van de verdachte kende, en kennelijk heeft geprobeerd de auto zelf te besturen, geen gordel droeg, aldus de verdediging.
De verdediging heeft ten slotte aangevoerd dat het onderzoek naar het ongeval onvolledig is geweest, omdat is nagelaten onderzoek te doen naar de vraag waar en wanneer verdachte over de berm is gereden. Evenmin is enig onderzoek aan de auto gedaan.
Het oordeel van het gerecht
Het verzoek van de officier om aanhouding van de zaak indien het gerecht het verweer van de verdediging aannemelijk zou achten zodat de officier nader onderzoek kan doen, zal worden afgewezen, nu de officier dit verzoek aan het einde van haar requisitoir heeft gedaan, en bij repliek uitgebreid is ingegaan op dit verweer.
Ter beoordeling van de vraag of verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zal het gerecht achtereenvolgens ingaan op de vraag of en welke feitelijke gedragingen die ten laste zijn gelegd, kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 4 van de Landsverordening wegverkeer opleveren. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 maart 2014, in de ochtenduren reed de verdachte als bestuurder van een personenauto (Hyundai Atos, gekentekend [kentekennummer]), met de passagier, en het latere slachtoffer, [slachtoffer], via de L.G. Smith Boulevard in oostelijke richting naar de spiraalrotonde leidende naar de luchthaven. Op een gegeven ogenblik is verdachte met haar auto via de middenberm op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft terechtgekomen en is daar op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft blijven rijden. Twee uit tegengestelde richting haar tegemoetkomende personenauto’s (een witte en een zwarte personenauto van het merk Mitsubishi) zijn voor haar uitgeweken. Hierna is verdachte met haar auto de rotonde opgereden, waar zij is gebotst tegen een personenauto (een blauwe pick-up van het merk Isuzu). Vervolgens is zij tegen de muur van de rotonde gebotst. De passagier is ten gevolge van bekomen letsel bij dit verkeersongeval komen te overlijden.
De vraag die het gerecht vervolgens dient te beantwoorden is of dit ongeval met dodelijk afloop aan de schuld van verdachte is te wijten.
Het gerecht acht aannemelijk dat er bij de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ongeval sprake was van een epileptische aanval. Daartoe wordt overwogen dat verdachte bekend is met epilepsie en kort voor de aanrijding vrij snel en op onverklaarbare wijze met haar personenauto, via een hoge middenberm, geheel op de verkeerde weghelft is terechtgekomen. Door de getuigen zijn geen corrigerende maatregelen, zoals remmen of tegenliggers ontwijken, zijdens verdachte waargenomen. Ook anderszins is daar niet van gebleken. Het ongeval heeft plaatsgevonden bij daglicht en op een rechte weg, een rotonde naderende. Van enige noodzaak om uit te wijken naar de verkeerde weghelft, is niet gebleken.
Het gerecht hecht ook waarde aan de verklaring van de [getuige 3]. Deze getuige heeft verklaard dat hij zag dat de passagier van de op hem af komende auto op een gegeven moment het stuur van de auto beet had, en kennelijk trachtte een aanrijding met de getuige te voorkomen, terwijl de bestuurder onbewust leek, omdat zij niet reageerde.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden, valt verdachte naar het oordeel van het gerecht in strafrechtelijke zin geen verwijt te maken. Voor de tenlastelegging betekent dit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder primair tenlastegelegde omdat het bestanddeel “aan haar schuld te wijten” niet kan worden bewezen. De onder subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 2 van de Landsverordening wegverkeer kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. Omdat het gerecht echter van oordeel is dat verdachte geen verwijt valt te maken, zal het gerecht het gedane beroep op afwezigheid van alle schuld in de vorm van verontschuldigbare onmacht honoreren en haar ontslaan van alle rechtsvervolging.
Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat zij op
of omstreeks21 maart 2014 in Aruba, op een voor het openbaar verkeer openstaande weg,
(de Sabana Berde en
/ofde Hoofdverkeersweg en
/ofover de Spiraal rotonde
), als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een
(personen
)auto
(van het merk Hyundai, model Atos, gekentekend [kentekennummer]
), zich zodanig heeft gedragen dat daardoor de vrijheid van het verkeer werd belemmerd en
/ofde veiligheid op die weg in gevaar werd gebracht
en/of redelijkerwijs was aan te nemen dat de veiligheid op de weg in gevaar werd gebracht, welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij
- is gaan rijden op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft en
/of
-
(vervolgens
)tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig
(witte personenauto van het merk Mitsubishi
)uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en
/ofwaardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en
/ofverdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en
/of
-
(vervolgens
)tegen het verkeer is blijven inrijden, terwijl op dat moment een motorrijtuig
(zwarte personenauto van het merk Mitsubishi
)uit tegengestelde richting haar tegemoet kwam rijden en
/ofwaardoor voornoemd motorrijtuig moest uitwijken en
/ofverdachte hierna haar rijrichting niet heeft gecorrigeerd en
/of
-
(vervolgens
)tegen het verkeer is blijven inrijden en
/ofop die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft voornoemde rotonde is opgereden, terwijl op dat moment een motorrijtuig
(personenauto van het merk Isuzu
)over die rotonde en
/ofop voornoemde weghelft haar tegemoet kwam rijden en
/ofhaar reeds dicht was genaderd, waardoor zij, verdachte, is gebotst/aangereden tegen voornoemd tegemoetkomend motorrijtuig.
en/of
- (vervolgens) voornoemde rotonde is opgereden en (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een motorrijtuig (personenauto van het merk Isuzu) die zich op dat moment op die rotonde bevond en/of (waardoor) zij, is gebotst/aangereden tegen voornoemd motorrijtuig.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met een verbod als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening wegverkeer,
strafbaar gesteld bij artikel 40, vierde lid, van deze landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Gelet op hetgeen onder 4 is overwogen, is het gerecht van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens de afwezigheid van alle schuld.

8.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals in rubriek 4 omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht en is op 2 juli 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.