ECLI:NL:OGEAA:2015:304

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
L.A.R. no. 3071 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen fictieve weigering vergunning tot tijdelijk verblijf

Op 7 september 2015 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaak L.A.R. no. 3071 van 2014, waarin appellant, A, bezwaar had gemaakt tegen de weigering van de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor zijn minderjarige zoon te verstrekken. Appellant had op 28 juli 2014 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Na het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, heeft appellant op 10 december 2014 beroep ingesteld. De minister heeft op 9 maart 2015 een verweerschrift ingediend en de zaak is behandeld op de zitting van 29 juni 2015.

Tijdens de procedure is gebleken dat de verzochte vergunning op 2 maart 2015 alsnog is verstrekt, en dat appellant deze op 6 maart 2015 heeft opgehaald. Hierdoor is het belang van appellant bij het beroep komen te vervallen, wat heeft geleid tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. Appellant heeft verzocht om een proceskostenveroordeling, maar het gerecht heeft overwogen dat er geen grondslag is voor een dergelijke veroordeling, aangezien de niet-ontvankelijkheid van het beroep geen aanleiding geeft voor een proceskostenvergoeding volgens artikel 52, tweede lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).

De rechter heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard en deze beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 7 september 2015.
L.A.R. no. 3071 van 2014.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
A,
wonende te Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
De minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. N.R. Sneek

1.PROCESVERLOOP:

Appellant heeft op 28 juli 2014 bezwaar gemaakt tegen de beschikking van verweerder waarbij wordt geweigerd een vergunning tot tijdelijk verblijf te verstrekken ten behoeve van de minderjarige zoon van appellant.
Tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar heeft appellant 10 december 2014 beroep ingesteld
Verweerder heeft 9 maart 2015 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 juni 2015, alwaar partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN:

2.1
Gebleken is dat de verzochte vergunning tot tijdelijk verblijf bij beschikking van 2 maart 2015 alsnog is verstrekt. Deze werd vervolgens door appellant op 6 maart 2015 bij de Departamento di Integracion, Maneho y Admishon di Straheronan (DIMAS) opgehaald. Hiermee is het belang van appellant bij het onderhavige beroep komen te vervallen, waardoor het beroep van appellant niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Appellant heeft het gerecht evenwel verzocht verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Dienaangaande overweegt het gerecht als volgt.
2.2
Ingevolge artikel 52, tweede lid, van de Lar, kan de rechter tevens bepalen dat het bestuursorgaan wordt verplicht tot betaling van een vergoeding aan de wederpartij.
2.3
Conform vaste jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof [1] bestaat er bij niet-ontvankelijk verklaring van het beroep geen grondslag voor toepassing van artikel 52, tweede lid, van de Lar. De in die bepaling aan de rechter toegekende bevoegdheid ziet naar zijn aard slechts op gevallen, waarin het beroep tot vernietiging van de bestreden beschikking heeft geleid. In artikel 52, tweede lid, van de Lar is geen exclusieve regeling van proceskostenveroordeling neergelegd in het geval het beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar, na het geven van een beschikking op bezwaar, niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

3.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing werd gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 september 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).

Voetnoten

1.Zie Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 25 januari 2011, ECLI:NL:OGHACMB:2011:BQ0582 en Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 23 mei 2014, HLAR 64027/13.