ECLI:NL:OGEAA:2015:298

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
A.R. no. 740 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldleningsovereenkomst en betalingsverplichtingen

Op 2 september 2015 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis uitgesproken in de zaak tussen de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. en A, die procedeerde in persoon. De procedure volgde op een overeenkomst van geldlening die A met Island Finance had gesloten. A had zich niet gehouden aan de betalingsverplichtingen die voortvloeiden uit deze leningsovereenkomst. Island Finance vorderde uitvoerbaar bij voorraad de veroordeling van A tot betaling van de verschuldigde bedragen. A voerde verweer en deed een beroep op verjaring van de vordering, maar het gerecht oordeelde dat de vordering niet was verjaard. Dit werd onderbouwd door de incassohistorie en de aanmaningen die A had ontvangen, evenals de afbetalingsregelingen die waren getroffen. Het gerecht oordeelde dat A de hoogte van de vordering had erkend en wees de vordering van Island Finance toe. A werd veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, vertragingsrente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door rechter W.J. Noordhuizen tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

Vonnis van 2 september 2015.
Behorend bij A.R. no. 740 van 2015.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
A,
wonende te [adres] in Aruba,
hierna ook te noemen: A,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juni 2015;
- de op 22 juni 2015 ter griffie ingediende brief zijdens Island Finance,
met producties;
- de behandeling bij comparitie na antwoord van 29 juni 2015.
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
A heeft met Island Finance een overeenkomst van geldlening gesloten.
2.2
A heeft zich niet gehouden aan de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van A tot betaling zoals gevorderd bij inleidend verzoekschrift.
3.2
Island Finance grondt de vordering erop dat A in gebreke is gebleven met de nakoming van de uit de geldlening voortvloeiende betalingsverplichting.
3.3
A voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Overwogen wordt dat A een beroep heeft gedaan op artikel 3:307 van het Burgerlijk Wetboek, in welk artikel staat vermeld dat:
“ Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of en doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
4.2
Island Finance heeft ter weerlegging van het beroep op verjaring verwezen naar de incassohistorie van de periode van 1 november 2004 tot en met 21 november 2014. A is gedurende die periode meermalen gebeld en aangemaand door Island Finance betreffende de aflossingstermijnen. Voorts heeft A steeds nieuwe afbetalingsregelingen gesloten met Island Finance, waaronder het plaatsen van “standingorders” op
2 februari 2005,
12 juni 2012 en het laatste op 3 april 2014. Er is geen sprake van verjaring aangezien deze gestuit is door de aanmaningen en de gesloten afbetalingsregelingen waaronder “standingorders”. Het beroep van A op verjaring gaat niet op en zal worden afgewezen.
4.3
De hoogte van de vordering is door A erkend en zal hierna worden toegewezen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal A de proceskosten moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
veroordeelt A om aan Island Finance te betalen de hoofdsom van Afl. 10.989,82, te vermeerderen met de overeengekomen vertragingsrente van 1,5% per maand vanaf 14 augustus 2008 tot de dag der voldoening, voorts vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.684,47;
veroordeelt A in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van Island Finance worden begroot op Afl. 750, aan griffierecht, Afl. 858,95 aan verschotten en Afl. 2.250, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.