ECLI:NL:OGEAA:2015:294

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
A.R. no. 586 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiefinanciering door de Staat der Nederlanden tegen B

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon, de Staat der Nederlanden, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), een vordering ingesteld tegen B, die in persoon procedeerde. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 19 maart 2014 werd ingediend. DUO vorderde betaling van een bedrag van € 8.246,16, dat bestond uit een hoofdsom, incassokosten en rente, als gevolg van onbetaalde studiefinanciering die B had ontvangen van DUO tussen 1993 en 2003. B had de aflossingstermijnen over de maanden maart 2009 tot en met december 2011 niet voldaan, ondanks herhaalde sommatie door DUO.

B voerde verweer en betwistte de vordering, stellende dat zij in betalingsonmacht verkeerde en dat DUO niet bereid was om een betalingsregeling te treffen. B had in 2012 verzocht om kwijtschelding van haar studieschuld, maar dit verzoek was door DUO afgewezen. De rechter oordeelde dat DUO voldoende bewijs had geleverd van de verschuldigde bedragen en dat B geen voldoende gemotiveerd verweer had gevoerd. De rechter wees de vordering van DUO toe, inclusief de gevorderde rente en incassokosten, en veroordeelde B in de proceskosten.

Het vonnis werd uitgesproken op 2 september 2015 door mr. M. Schoemaker, en het werd verklaard uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis bevestigt de verplichting van B om de openstaande schuld aan DUO te voldoen, evenals de bijkomende kosten die voortvloeien uit de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 2 september 2015
Behorend bij A.R. no. 586 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs,
zetelend te Nederland,
eiseres,
hierna ook te noemen: DUO,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
B,
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: B,
procederende in persoon.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 19 maart 2014,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de akte uitlating producties.
1.2 Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
B heeft vanaf augustus 1993 tot en met juli 1995 en vanaf 1 september 1998 tot en met augustus 2003 studiefinanciering ontvangen van DUO.
2.2
B heeft de vastgestelde aflossingstermijnen over de maanden maart 2009 tot en met december 2011 ondanks sommatie onbetaald gelaten.

3.DE VORDERING

3.1
DUO vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, B veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen:
- het bedrag van € 8.246,16, zijnde de hoofdsom vermeerderd met incassokosten ad € 991.39 en rente berekend tot en met 10 maart 2014 ad € 645,52, nog te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 6.609,25 te berekenen vanaf 11 maart 2014, met veroordeling van B in de kosten van het geding.
3.2
De vordering van DUO heeft betrekking op de nog openstaande maandtermijnen maart 2009 tot en met december 2011. DUO heeft de onderliggende Berichten Terugbetaling in het geding gebracht.
3.3
B voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. B betwist het gevorderde bedrag verschuldigd te zijn. Zij is in betalingsonmacht komen te verkeren, terwijl DUO de financiële situatie van B niet serieus heeft genomen en niet bereid is gebleken de schuld kwijt te schelden. Zij heeft getracht een betalingsregeling te treffen met DUO, maar dit is niet gelukt.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in de beoordeling, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
DUO heeft, mede aan de hand van de in het geding gebrachte Berichten Terugbetaling, voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de hoofdsommen zijn opgebouwd en wat B verschuldigd is, terwijl B geen voldoende gemotiveerd inhoudelijk verweer heeft gevoerd. B heeft in 2012 verzocht om kwijtschelding van haar studieschuld. Dit verzoek is door DUO afgewezen, terwijl DUO onweersproken heeft gesteld dat B geen bezwaar en/of beroep tegen die beslissing heeft ingesteld, waardoor die beslissing formele rechtskracht heeft gekregen. B heeft gesteld dat DUO niet heeft meegewerkt aan een betalingsregeling en dat zij alsnog een betalingsregeling wenst. DUO is echter niet verplicht om mee te werken aan de door B voorgestelde betalingsregelingen van aanvankelijk Afl. 30,00 en later Afl. 100,00 per maand, te meer daar de door B gewenste regeling een dusdanig lage maandaflossing behelst, dat het vele jaren zou duren voordat de schuld zou zijn afgelost. De gevorderde hoofdsommen liggen daardoor voor toewijzing gereed.
4.2
DUO heeft zich beroepen op artikel 6.8 Wet op de Studiefinanciering 2000 (WSF 2000) voor wat betreft het verschuldigd zijn van rente. Tegen de berekening van de rente is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering wordt eveneens toegewezen.
4.3
DUO heeft voorts incassokosten ter hoogte van 15% van de hoofdsom gevorderd en verwezen naar artikel 8.3 van de WSF 2000. Tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering wordt eveneens toegewezen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij dient B veroordeeld te worden in de proceskosten aan de zijde van DUO gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 222,00 aan oproepingskosten en Afl. 1.500,00 (2 punten bij tarief 4) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt B om tegen behoorlijk kwijting aan DUO te betalen het bedrag van € 8.246,16, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.609,25 vanaf 11 maart 2014 tot en met de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt B in de proceskosten gevallen aan de zijde van DUO en te begroten op een bedrag van Afl. 750,00 aan griffiegeld, een bedrag van Afl. 222,00 aan oproepingskosten en een bedrag van Afl. 1.500,00 aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.