ECLI:NL:OGEAA:2015:293
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een schuldvordering door ABN AMRO BANK N.V. tegen B
In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft ABN AMRO BANK N.V. (hierna: ABN) een vordering ingesteld tegen B, wonende in Aruba, ter zake van een schuldvordering. De procedure begon met een verzoekschrift, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek, waarin beide partijen hun standpunten uiteenzetten. ABN vorderde dat het Gerecht B zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.009,73, bestaande uit een hoofdsom van € 7.917,03 vermeerderd met rente en verminderd met een aflossing. B voerde verweer en stelde dat het Gerecht rekening moest houden met haar geringe draagkracht.
De rechter heeft vastgesteld dat partijen op 15 september 2008 een kredietovereenkomst hebben gesloten, waarbij ABN een flexibel krediet heeft verstrekt aan B. De rente op dit krediet was aanvankelijk vastgesteld op 11,2% per jaar. ABN heeft haar vordering onderbouwd met specificaties, waaruit bleek dat de rente op basis van samengestelde rente berekend moest worden. B heeft deze specificaties niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden.
De rechter oordeelde dat de vordering van ABN, die niet voldoende gemotiveerd was bestreden door B, toegewezen moest worden. De geringe draagkracht van B stond niet in de weg aan de veroordeling tot betaling. B werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ABN waren gemaakt. Het vonnis werd uitgesproken op 2 september 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.