ECLI:NL:OGEAA:2015:285

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
E.J. no. 399 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over loonbetaling en bonusvaststelling tussen werknemer en notariskantoor

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster A, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. de Hoogd, een procedure aangespannen tegen het notariskantoor, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock. De procedure betreft een arbeidsrechtelijk geschil over loonbetaling en de vaststelling van bonussen. De zaak is gestart met een verzoek van A, die stelt dat er onduidelijkheid bestaat over de wijze waarop haar bonus is vastgesteld in relatie tot de totale omzet van de afdeling waarin zij werkzaam was. De procedure heeft verschillende getuigenverhoren en conclusies gekend, waarbij A heeft geprobeerd haar vorderingen te onderbouwen.

Tijdens de zitting op 18 september 2014 is er een tussenbeschikking gegeven, waarin het Gerecht zijn overwegingen heeft neergelegd. In de verdere beoordeling heeft het Gerecht geconcludeerd dat A niet heeft kunnen bewijzen dat er afspraken zijn gemaakt over de wijze van omzetbepaling voor de bonus. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de door A beoogde wijziging van eis niet wordt toegelaten, omdat dit strijdig zou zijn met de goede procesorde. A is niet in staat gebleken om aan te tonen dat de omzet van haar collegae ook in aanmerking moest worden genomen voor de bonusvaststelling.

De beslissing van het Gerecht is dat de vorderingen van A worden afgewezen. A wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan de uitspraak zijn begroot op Afl. 3.750,-- aan salaris voor de gemachtigde. De beschikking is openbaar uitgesproken op 8 september 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 8 september 2015
Behorend bij E.J. no. 399 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
A,
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
NOTARISKANTOOR MR R.E. YARZAGARAY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: het Notariskantoor,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 19 augustus 2014 blijkt uit de tussenbeschikking van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 september 2014;
-het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 november 2014;
-het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 februari 2015;
-de conclusie na bewijslevering van A van 24 maart 2015, tevens houdende een akte vermeerdering van eis;
-de door het Notariskantoor op 5 mei 2015 genomen antwoordconclusie na bewijslevering.
1.2
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt bij zijn in de tussenbeschikking neergelegde overwegingen en beslissingen, met dien verstande dat - en dat is besproken met partijen ter zitting van 18 september 2014 - dat in de tweede zin van rechtsoverweging 3.5 na het woord “
Notariskantoor” verbeterd en aanvullend moet worden gelezen: “die akten produceren”.
2.2
De door A beoogde wijziging van eis wordt niet toegelaten; het daartegen door het Notariskantoor ingestelde bezwaar is gegrond. Door die eiswijziging eerst bij conclusie na bewijslevering te verzoeken, bestaat er geen ruimte om ook dienaangaande het processuele debat ten volle te voeren. Toelating van de door A beoogde wijziging van eis zou daarom strijdig zijn met de goede procesorde.
2.3
Met het Notariskantoor is het Gerecht van oordeel dat A er niet in is geslaagd om te bewijzen dat partijen hebben afgesproken en bedoeld hebben af te spreken dat voor de vaststelling van de in de bepaling bedoelde totale (jaar)omzet niet alleen de door A gegenereerde omzet in aanmerking moet worden genomen, maar ook die van haar collegae, oftewel de omzet van de gehele Afdeling Registergoed II en/of dat voor de vaststelling van de bonussen van alle andere afdelingshoofden binnen het Notariskantoor die akten opmaken (ook) de hele omzet van hun afdeling (dus niet alleen die van die hoofden zelf) in aanmerking wordt genomen. Uit de verklaringen van getuigen [naam], [naam getuige], [naam getuige], [naam getuige] en [naam getuige] (die het Gerecht allen betrouwbaar oordeelt) in onderlinge samenhang en verbinding gelezen volgt immers dat (1) binnen het Notariskantoor alleen die afdelingshoofden die rechtstreeks en alleen verantwoording dienen af te leggen aan de notaris in aanmerking komen voor uitbetaling van bonus die is berekend op de door A beoogde wijze van vaststelling van bonussen, (2) A geen afdelingshoofd was dat rechtstreeks en alleen verantwoording diende af te leggen aan de notaris, maar aan [naam] die wel rechtstreeks en alleen verantwoording diende af te leggen aan de notaris, en (3) dat alle door [naam getuige] opgemaakte aktes - en daar gaat het in dit geschil met name om - gedurende de tijd dat A werkzaam was bij het Notariskantoor werden gecontroleerd door [naam getuige] voornoemd.
2.4
De slotsom luidt dat de vorderingen van A zullen worden afgewezen, en dat A - als de in het ongelijk gestelde partij - zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Notariskantoor. Tot aan deze uitspraak worden die kosten begroot op Afl. 3.750,-- aan salaris voor de gemachtigde (5 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,-- per punt).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door A verzochte;
-veroordeelt A in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Notariskantoor, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 3.750,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 september 2015.