ECLI:NL:OGEAA:2015:246

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 augustus 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
BBZ nr. 60340 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen inhouding loonbelasting en indexatie tabeltarieven

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen de inhouding van loonbelasting door zijn werkgever in januari 2011. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze inhouding, maar dit bezwaar werd door de Inspecteur der Belastingen afgewezen. Vervolgens heeft de belanghebbende beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 18 november 2014 werd het geschil besproken, waarbij de belanghebbende en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de Inspecteur. Het geschil draait om de vraag of de inhouding van loonbelasting correct is uitgevoerd, met name of de gehanteerde tabeltarieven in overeenstemming waren met de wettelijke vereisten. De belanghebbende stelt dat de tabeltarieven niet waren geïndexeerd, zoals voorgeschreven door de Landsverordening inkomstenbelasting. De Inspecteur daarentegen betoogt dat de inhouding correct is uitgevoerd volgens de geldende tabel op het moment van inhouding. De rechters hebben geoordeeld dat de inhouding heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de wettelijke voorschriften, en hebben het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan op 27 augustus 2015, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 27 augustus 2015
BBZ nr. 60340 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X,
wonende in Aruba,
BELANGHEBBENDE,
Gemachtigde: X,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN,
zetelend in Aruba, hierna te noemen: de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Ten laste van belanghebbende is in januari 2001 loonbelasting ingehouden door zijn werkgever. Belanghebbende is op 27 januari 2011 in bezwaar gekomen tegen voormelde inhouding van loonbelasting. De Inspecteur heeft met dagtekening 12 juli 2012 het bezwaar afgewezen.
1.2
Belanghebbende is op 12 september 2012 tijdig in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
1.3
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.4
Ter zitting van 18 november 2014 te Oranjestad zijn verschenen belanghebbende en diens gemachtigde, alsmede de Inspecteur.

2.DE TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Ten laste van belanghebbende heeft diens werkgever in januari 2011 op het over die maand verschuldigde loon loonbelasting ingehouden (hierna: de inhouding). De inhouding vond plaats overeenkomstig de tabel die werd afgekondigd bij ministeriële regeling van 22 december 2010, AB 2010, nr. 96 (hierna: de ministeriële regeling).

3.GESCHIL

Tussen partijen is in geschil of de inhouding tot het juiste bedrag heeft plaatsgevonden.

4.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

4.1
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de bij inhouding gehanteerde
tabeltarieven, in strijd met artikel 25 van de Landsverordening inkomstenbelasting (hierna: de LIB), niet waren geïndexeerd. Deze indexatie moet alsnog plaatsvinden door het opnieuw vaststellen van de tabel met inachtneming van de in de LIB voorgeschreven indexatie. De inhouding moet vervolgens worden verminderd overeenkomstig de nieuw vastgestelde tabel.
4.2
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de inhouding heeft plaatsgevonden
overeenkomstig de op dat tijdstip geldende tabel. Inmiddels is bij Landsverordening, AB 2014, no. 54, tot wijziging van de Landsverordening inkomstenbelasting en loonbelasting, alsmede tot het aanbrengen van aanpassingen in de Algemene landsverordening belastingen, hierna: de regularisatieverordening), in werking getreden met ingang van 1 januari 2015 (AB 2014 no. 76), in artikel III onder D, de tarieftabel 2011 zoals deze luidde ten tijde van de inhouding van loonbelasting, opnieuw vastgesteld. Daarmee is de situatie dat bij ministeriële regeling van de wet werd afgeweken, opgeheven. De inhouding heeft plaatsgevonden in overeenstemming met hetgeen de wet voorschrijft.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

5.1
De werkgever van belanghebbende heeft bij de inhouding de toentertijd geldende tabeltarieven gehanteerd. De tabeltarieven werden vastgesteld bij de ministeriële regeling. In die regeling werd, in strijd met het bepaalde in artikel 25 van de LIB geen indexatie toegepast. Aangezien bij de regularisatieverordening de voor het jaar 2011 geldende tabel voor de inhouding van loonbelasting opnieuw is vastgesteld en dat overeenkomstig de tabel die werd gehanteerd bij de inhouding, is die onrechtmatige situatie beëindigd. Thans staat vast dat de inhouding heeft plaatsgevonden overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke voorschriften.
5.2
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het gelijk aan de Inspecteur is.

6.DE BESLISSING

De rechters in dit gerecht:
verklaren het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mrs. S. Verheijen, Th. Groeneveld en A. Beukers-van Dooren, rechters in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
De voorzitter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).