Uitspraak
1.DE PROCEDURE
- het verzoekschrift ingediend op 20 maart 2015,
- het minderjarigenverhoor op 15 juni 2015,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de grootouders A en B, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.A.R. Bryson, een verzoek ingediend tot benoeming van de grootvader als voogd over hun twee minderjarige kleinkinderen, geboren op respectievelijk 20 november 2002 en 17 november 2003. De ouders van de minderjarigen zijn erkend, maar de moeder oefent alleen het gezag uit. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 16 juni 2015, waarbij de grootouders en de vader aanwezig waren, maar de moeder niet. De grootouders voerden aan dat zij de kinderen al jaren goed verzorgen en dat de moeder dreigt hen weg te halen.
De rechter heeft het verzoek van de grootouders beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 1:295 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat bepaalt dat een voogd alleen kan worden benoemd als de minderjarigen niet onder ouderlijk gezag staan. Aangezien de moeder het gezag uitoefent, was er geen basis voor de benoeming van een voogd. De rechter merkte op dat de moeder, ondanks haar gezondheidsproblemen, niet had verzocht om ontheffing van het gezag, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de benoeming van een voogd.
Daarnaast werd het subsidiaire verzoek om de minderjarigen onder toezicht te stellen afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de kinderen in een situatie verkeerden die hun lichamelijke of zedelijke ontwikkeling bedreigde. De rechter concludeerde dat er onvoldoende gronden waren voor de verzoeken van de grootouders en wees deze af. De beschikking werd gegeven op 25 augustus 2015 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.