ECLI:NL:OGEAA:2015:240

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
E.J. no. 166 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en stichting

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, verzoekt verzoekster A, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, om de nietigheid van haar ontslag door de stichting FUNDACION PA HENDE MUHE DEN DIFICULTAD (FHMD), vertegenwoordigd door mr. N.S. Gravenstijn. A is sinds 1 juli 2000 in dienst van FHMD als maatschappelijk werkster en is op 2 september 2014 op staande voet ontslagen. A verzoekt het Gerecht om te verklaren dat het ontslag nietig is, om doorbetaling van haar loon en om haar binnen drie dagen na de uitspraak weer aan het werk te stellen. FHMD verzet zich tegen deze verzoeken en concludeert tot afwijzing.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2015 zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat FHMD A op staande voet heeft ontslagen op basis van verschillende verwijten, maar het Gerecht is van mening dat FHMD niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze verwijten. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen dringende reden is voor het ontslag en dat FHMD de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren voor haar stellingen. De zaak is verwezen naar een volgende zitting voor bewijslevering.

De beschikking is gegeven op 25 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, en de verdere beslissing is aangehouden in afwachting van bewijslevering.

Uitspraak

Beschikking van 25 augustus 2015
Behorend bij E.J. no. 166 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
A,
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de stichting
FUNDACION PA HENDE MUHE DEN DIFICULTAD,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: FHMD,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 21 april 2015.
1.2
A is toen ter zitting verschenen samen met mr. D.G. Illes, die heeft geoccupeerd voor haar gemachtigde. FHMD is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [naam]en mw. [naam] (bestuursvoorzitter respectievelijk bestuurslid van FHMD). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
A verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat het door FHMD op 2 september 2014 aan A gegeven ontslag nietig is;
b. FHMD veroordeelt om aan A door te betalen haar normale loon vanaf 2 september 2014 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
c. FHMD beveelt om binnen drie dagen na de uitspraak van deze beschikking weder te werk te stellen in dezelfde functie en tegen hetzelfde loon, zulks op straffe van een door FHMD ten behoeve van A te verbeuren dwangsom van Afl. 250,-- voor iedere dag dat FHMD dit te geven bevel niet opvolgt;
d. FHMD veroordeelt in de proceskosten.
2.2
FHMD voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door A verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Vast staat dat A krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst sedert 1 juli 2000 voor onbepaalde tijd in loondienst is getreden van FHMD als maatschappelijk werkster tegen een laatstelijk genoten loon van Afl. 3.880,-- bruto maandelijks. Verder staat vast dat FHMD A op 2 september 2014 op staande voet heeft ontslagen bij een aan A gerichte brief van FHMD van gelijke datum (hierna: de ontslagbrief).
3.2
De ontslagbrief bevat een opsomming van diverse verwijten aan het adres van A, welke volgens FHMD in onderling verband en samenhang gezien maar ook ieder voor zich grond opleveren voor ontslag op staande voet. Daar denkt het Gerecht echter anders over, en wel om het navolgende.
3.3
Ter zake van de in de ontslagbrief in de tweede en derde alinea van de tweede pagina omschreven verwijten is verificatoir gesteld noch gebleken dat FHMD met betrekking tot die feiten A ooit heeft aangesproken teneinde haar dienaangaande te bewegen haar gedrag en/of werkhouding in positieve zin aan te passen. Hetzelfde geldt ten aanzien van het beweerdelijke ongeoorloofd meenemen door A van cliënten van FHMD naar haar kerkgemeenschap op zondagen. De stelling van FHMD dat A haar geheimhoudingsplicht met betrekking tot de bij partijen genoegzaam bekende cliënt van FHMD (hierna: de cliënt) heeft geschonden, mist voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd. Gesteld noch gebleken is immers wat A precies met betrekking tot de cliënt ontoelaatbaar heeft gezegd tegen derden. De stelling van FHMD, dat A met misbruik van macht ten opzichte van aan haar ondergeschikt personeel van FHMD de cliënt in strijd met het dienaangaande beleid van FHMD bij haar thuis heeft laten brengen, mist eveneens voldoende feitelijke grondslag. Dit klemt temeer omdat uit de door FHMD overgelegde verklaring van de desbetreffende ondergeschikte blijkt dat A heeft verzocht om er voor te zorgen dat de cliënt bij haar thuis werd gebracht, en omdat is gesteld noch gebleken dat A enig aan haar ondergeschikt personeel van FHMD dienaangaande ontoelaatbaar onder druk heeft gezet. Tot zover ziet het Gerecht - anders dan FHMD - geen dringende reden die het aan A gegeven ontslag kan dragen.
3.4
Blijkens de ontslagbrief in verbinding met de pleitaantekeningen van FHMD onder 6. stelt FHMD verder (als reden of grond voor het aan A gegeven ontslag)
dat A de(aan FHMD toevertrouwde)
cliënt (1) onder valse voorwendselen naar de woning van A heeft laten brengen(oftewel met het opzet en de voorbedachte raad tot het navolgende)
en (2) die cliënt aldaar in een voor haar penibele situatie heeft gebracht door die niet daartoe voorbereide cliënt samen met de echtgenoot van A op een bedreigende wijze aan te manen en/of op een bedreigende wijze te intimideren om in het huwelijk te treden met de man die haar (die cliënt dus) heeft mishandeld.A heeft die stelling van FHMD echter gemotiveerd bestreden, waardoor die vooralsnog niet vast staat. Zou die stelling door levering van bewijs wel vast komen te staan, heeft te gelden dat A door aldus te handelen ernstig in strijd met de belangen van de cliënt en voorts het (onder meer ten behoeve van die belangen) binnen FHMD geldende beleid en ook voor A geldende regels van FHMD - waarvan is gesteld noch gebleken dat A die niet kende en waarvan evenmin is gesteld of gebleken dat die niet redelijk zijn - een dringende reden heeft gegeven aan FHMD voor ontslag.
3.5
FHMD zal - nu zij levering van bewijs heeft aangeboden - in de gelegenheid worden gesteld om met alle middelen rechtens, te beginnen met het doen horen van getuigen, haar hiervoor door het Gerecht onderstreepte stelling te bewijzen. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting. FHMD dient uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar te maken aan het Gerecht en aan A.
3.6
In afwachting van bewijslevering en de daarna door partijen te nemen conclusies na bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-stelt FHMD in de gelegenheid om met alle middelen rechtens te bewijzen wat zij ingevolge rechtsoverweging 3.5 dient te bewijzen, te beginnen met het doen horen van getuige(n);
-verwijst de zaak daartoe naar de terechtzitting van
vrijdag 9 oktober 2015 om 09:00 uur, te houden in de enquêtezaal van het in Aruba te J.G. Emanstraat 51 gelegen gerechtsgebouw;
-bepaalt dat FHMD uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar moet maken aan het Gerecht en aan A;
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 augustus 2015.