ECLI:NL:OGEAA:2015:2

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 februari 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
437 van 2014, P-2012/04626
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden en proeftijd

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is een 20-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 240 dagen en 120 uren werkstraf, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 juni 2012, waarbij de verdachte samen met een mededader het slachtoffer meermalen tegen het hoofd schopte terwijl deze op de grond lag. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag. Tijdens de rechtszitting op 5 februari 2015 werd de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van het gerecht bevestigd. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden, maar het gerecht verwierp dit argument. De rechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was op levensberoving. Het gerecht concludeerde dat de verdachte door zijn handelingen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard. De straf werd verlaagd met vier maanden vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte kreeg de kans om onder toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba te werken aan zijn rehabilitatie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren in 1994 in Aruba,
wonende in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. De verdachte is daarbij verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft gerekwireerd.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd, aan de hand van door haar voorgedragen en overgelegde aantekeningen.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2012 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk het slachtoffer van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet het slachtoffer meermalen, althans eenmaal, met (kracht) met (tot vuist gebalde) hand(en) en/of een boomtak en/of een puntig stuk hout en/of (geschoeide) voet(en) heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt tegen/op/in het gezicht en/of hoofd (terwijl het slachtoffer op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 300 c.q. 315 jo 47 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
hij op of omstreeks 9 juni 2012 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander, op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal met (tot vuist gebalde) hand(en) en/of een boomtak en/of een puntig stuk hout en/of (geschoeide) voet(en) slaan en/of schoppen en/of trappen tegen/op/in het gezicht en/of hoofd, althans het lichaam van die Illidge (terwijl het slachtoffer op de grond lag), tengevolge van welk door verdachte en/of zijn mededader gepleegd geweld deze persoon enig lichamelijk letsel bekwam;
(artikel 147 lid 2 sub a jo 49 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM en artikel 55 van het Wetboek van Strafvordering, is overschreden nu verdachte ruim twee jaar nadat het feit zich heeft afgespeeld, is gedagvaard.
De beoordeling van het gerecht
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, neemt de redelijke termijn geen aanvang op het moment dat het strafbare feit zich voordoet.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan in strafzaken op het aan de verdachte toegekende recht op berechting binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen vanaf het moment dat vanwege het Land jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de inleidende dagvaarding dienen als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Wat betreft de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen (zie: HR d.d. 17 juni 2008,
NJ2008, 358).
In dit geval is verdachte op 9 juni 2012 in verzekering gesteld. De verdachte is op 5 september 2014 voor het eerst gedagvaard voor de zitting van 16 oktober 2014. Hierna is het onderzoek ter terechtzitting tot twee maal toe op verzoek van de verdachte aangehouden.
Gelet hierop constateert het gerecht dat voornoemde redelijke termijn met vier maanden (juni 2014-oktober 2014) is overschreden.
Ingevolge vaste jurisprudentie leidt overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging (zie: HR d.d. 17 juni 2008,
NJ2008, 358).
Het daartoe strekkende verweer wordt dan ook verworpen. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissing

Aan verdachte wordt primair ten laste gelegd dat hij samen met een ander, namelijk zijn oom, heeft getracht het slachtoffer van het leven te beroven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van de gehele telastlegging dient te worden vrijgesproken.
Zij heeft - samengevat - daartoe aangevoerd dat verdachte die dag behoorlijk dronken was en zich mede daarom heeft laten meeslepen in het probleem tussen zijn twee ooms en het slachtoffer. Bij verdachte ontbrak, volgens de verdediging, enig voornemen om het slachtoffer van het leven te beroven, terwijl zijn handelingen op geen enkele wijze gericht waren op levensberoving en naar hun aard nimmer tot levensberoving hebben kunnen leiden. Voorts heeft de verdediging ontkend dat sprake is geweest van tezamen en in vereniging handelen, nu geen sprake was van een duidelijke taakverdeling noch van een bewuste en nauwe samenwerking: verdachte en zijn oom zijn onverwachts in het gevecht beland, aldus de verdediging. Tenslotte heeft de verdediging ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde betoogd dat niet is gebleken dat het slachtoffer zware fysieke schade heeft geleden, zodat ook geen sprake kan zijn van zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door het gerecht
Het gerecht heeft uit het onderzoek ter terechtzitting en door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag van het slachtoffer. Het gerecht overweegt dienaangaande het volgende.
Opzet
Het gerecht begrijpt het primaire verweer aldus, dat bij verdachte enige opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de levensberoving van het slachtoffer, ontbrak. Ten aanzien hiervan overweegt het gerecht het volgende.
Uit zowel de verklaring van de verdachte ter zitting, als de verklaring van de getuige en die van de medeverdachte, blijkt dat verdachte het slachtoffer meer dan drie keer hard tegen diens hoofd heeft geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag en de medeverdachte op hem zat.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een zeer kwetsbaar en uiterst vitaal deel van het menselijk lichaam is en dat één harde schop tegen het hoofd al tot de dood kan leiden. Daarom bestaat bij het geven van één harde schop reeds de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer dodelijk wordt getroffen. Het doorgaan met krachtig schoppen tegen het hoofd, terwijl het slachtoffer op de grond ligt, is naar de uiterlijke verschijningsvormen beoordeeld het aanvaarden van de kans op het intreden van de dood van het slachtoffer.
Het gerecht komt aldus tot het oordeel dat verdachte door het met geschoeide voet meerdere malen en met kracht te schoppen tegen het hoofd van het op de grond liggende – met de medeverdachte op hem zittende – slachtoffer, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zou komen te overlijden.
Medeplegen
Ten aanzien van het verweer van de verdediging, dat er geen sprake was van medeplegen, overweegt het gerecht het volgende.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het slachtoffer de
shutterafhandig heeft gemaakt en hem met een houten lat heeft geslagen. Voorts heeft verdachte het slachtoffer tegen het hoofd geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag en de medeverdachte op zijn rug zat én hem met zijn vuist in het gezicht/hoofd sloeg. Verdachte heeft, door het slachtoffer gelijktijdig met zijn oom aan te vallen, te schoppen en te slaan, substantieel bijgedragen aan de totstandkoming van het onderhavige delict. Aldus is er sprake van medeplegen.
Het gerecht stelt op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten het volgende vast.
Verdachte heeft zijn oom in de nacht van 9 juni 2012, na een avond stappen, vergezeld van Noord naar Sint Nicolaas, nadat laatstgenoemde had vernomen dat zijn broer in een uitgaansgelegenheid in Sint Nicolaas een aanvaring had gehad met het slachtoffer. Na even rond te hebben gereden in het uitgaanscentrum van Sint Nicolaas zagen de oom en verdachte het slachtoffer op straat lopen. De oom reed toen met zijn auto op het slachtoffer af, en nadat het slachtoffer wegrende heeft hij hem achtervolgd. Nadat de oom tegen een muur was aangereden, stapten hij en verdachte uit de auto. De oom viel het slachtoffer toen aan. Verdachte stond er eerst bij en keek naar het gevecht, maar kort hierna ging hij meedoen. Eerst ontwapende hij die het slachtoffer, vervolgens sloeg hij het slachtoffer met een stuk hout op diens hoofd, en toen het slachtoffer op de grond lag en de oom op zijn rug zat, schopte hij het slachtoffer meermalen met kracht tegen zijn hoofd. Dat die het slachtoffer niet is komen te overlijden is niet aan verdachte of de oom te danken.
Bewezenverklaring
Het gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op
of omstreeks9 juni 2012 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,ter uitvoering van het door hem, verdachte, en
/ofzijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk het slachtoffer van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet het slachtoffer meermalen,
althans eenmaal,met
(kracht
)met
(tot vuist gebalde
)hand
(en
)en
/of een boomtak en/ofeen
puntigstuk hout en
/of (geschoeide
)voet(en) heeft geslagen en
/ofgeschopt en/of getrapt tegen/op/in het gezicht en/of hoofd
(terwijl het slachtoffer op de grond lag
), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
* De
verklaring van de verdachte, op 5 februari 2015 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Ik erken al hetgeen mij wordt verweten. Mijn oom wilde het slachtoffer met zijn auto bang maken, daarom reed hij op het slachtoffer af. Mijn oom en het slachtoffer raakten in een gevecht. het slachtoffer pakte een glazen shutter, brak dit en verwondde mijn oom hiermee. Ik zag bloed en hoorde mijn oom om hulp roepen. Ik heb toen de shutter van het slachtoffer afgepakt. Ik had toen langer haar en het slachtoffer pakte mij bij mijn haren vast en trok hieraan. Ik had een stuk hout, een lat, in handen en sloeg hem daarmee op zijn hoofd. Ik dacht er op dat moment alleen aan om die man te slaan, omdat hij flink aan mijn haren had getrokken
(Mi no a pensa nada mas cu dal e homber e momento ey, pasobra el a ranca mi cabey dje estado ey”). Toen hij op de grond lag, zat mijn oom op hem. Mijn oom sloeg hem en zei daarbij: “San Nicolas is not yours”. Terwijl die man daar lag, schopte ik hem tegen zijn hoofd; Ik heb hem meer dan drie keer tegen zijn hoofd geschopt. Ik had gymschoenen aan. Terwijl ik hem schopte, zei ik: dit is voor mijn oom, dit is omdat je aan mijn haar hebt getrokken, dit is voor het verpesten van mijn avond.
* De
verklaring van de verdachte, op 5 februari 2015 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, nadat de rechter hem de vier foto’s op de laatste twee bladzijden van de Fotomap (bijlage 22 bij het proces-verbaal) laat zien – zakelijk weergegeven –:
Dat is het slachtoffer. Ik heb deze foto’s niet eerder gezien. Ik zie dat hij behoorlijk wat letsel heeft opgelopen
(“Mi ta wak cu e meneer a sufri basta daño”).
* Bijlage 3 bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Unit Sint Nicolaas, administratienummer A-29/13, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 juni 2012 gesloten en getekend door V.D.C. Lispier, agent in opleiding bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever het slachtoffer, -zakelijk weergegeven-:
Op 9 juni 2012, omstreeks 06:00 uur, verliet ik mijn huis. Ter hoogte van “Boogaard assurance” zag ik een personenauto van het merk Toyota, model Tercel, rood van kleur en met zwarte motorkap met hoge snelheid in mijn richting komen rijden. Ik schrok en begon te rennen. Gekomen bij een erfmuur van het huis die voor de Boogaard Assurance staat, sprong ik over de erfmuur. De auto reed tegen de erfmuur. Ik zag twee mannen uit de auto stappen en in mijn richting komen. Deze twee mannen begonnen mij te mishandelen. Ik heb deze twee mannen geen aanleiding gegeven om mij te mishandelen. Door de mishandeling heb ik pijn aan mijn rechterbeen en mijn hoofd. Ook werd een van mijn voortanden uit mijn mond geslagen. Aan niemand werd het recht noch toestemming gegeven voor het plegen van het delict.
* Bijlage 15 bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 juni 2012 gesloten en getekend door J.M. Maduro, brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige, -zakelijk weergegeven-:
Op 9 juni 2012, omstreeks 05:45 uur, zag ik een mij onbekende man met het slachtoffer op de weg vechten. De man hield het slachtoffer aan zijn hoofd. Ik zag een andere jonge man naast hen staan. Op een gegeven moment liepen zij mijn erf op en bleven met elkaar worstelen. Gekomen bij het raam van mijn slaapkamer, trok het slachtoffer twee glazen shutters vanuit hun ligplaats uit het raam van mijn slaapkamer. Dit terwijl hij de man vasthield. Hierna sloeg hij de man met de shutters op het behaarde gedeelte van zijn hoofd en vernielde de shutters. Op een gegeven moment verlieten zij mijn erf en kwamen weer op de weg terecht. Zij hielden elkaar nog steeds vast. Op een gegeven moment viel het slachtoffer op de grond. Daar kreeg de man die met het slachtoffer aan het vechten was de kans om op de rug van het slachtoffer te gaan zitten. Zij waren midden op de weg. De man sloeg het slachtoffer met zijn tot vuist gebalde handen aan zijn hoofd, terwijl hij verschillende keren zei: “Sint Nicolaas is yours”. Terwijl het slachtoffer en de man aan het vechten waren, begon een andere jonge man het slachtoffer aan zijn lichaam te schoppen. Ik kan mij niet herinneren hoeveel keren de jonge man Benjamin in zijn gezicht had geschopt.
* Bijlage 16 bij voormeld proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 juni 2012 gesloten en getekend door J.M. Maduro, voornoemd, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 9 juni 2012 ontving ik een inbeslaggenomen video-opname in de zaak onder de naam van het slachteroffer, de dato 9 juni 2012. De opname werd door de bewoonster van een nabijgelegen perceel met haar mobiele telefoon “Blackberry” opgenomen. Op 16 juni 2012 heb ik de opname de dato 9 juni 2012 bekeken. Op de opname is het volgende waargenomen:
Op de beelden zijn twee mannen te zien. Een ligt op de grond terwijl de andere op hem zit. De man die op de grond ligt, bleek later de aangever te zijn en de man die op de aangever zat, bleek later de verdachte 1 te zijn. Terwijl de verdachte op de aangever zit, zag ik dat hij bezig was de aangever met zijn hand aan zijn hoofd te slaan. Een man die later bleek te zijn de verdachte 2 te zijn stond naast hen. Op een gegeven moment begon de verdachte 2 de aangever met zijn geschoeide voet, in zijn hoofd te schoppen. Verdachte 2 had sportschoenen aan. Het is duidelijk te zien dat de vechtpartij midden op de weg gaande was.
Verdachte 1 bleef de aangever in zijn hoofd slaan. Iedere keer dat verdachte 1 de aangever in zijn hoofd sloeg, hoor je verdachte 1 zeggen: “Sint Nicolaas is yours”. Verdachte 1 schopt de aangever in zijn hoofd.
* Bijlage 3 bij voormeld proces-verbaal: inhoudende
een geneeskundige verklaring d.d. 9 juni 2012 van de arts J. Saurez bij de Emergency Room van het ImSan, voor zover inhoudende:
Name:
Date: 9-6-2012
(…)
Nursing anamnesis:
Patiënt binnengekomen met ambulance, zwaar mishandeld. Kapwond re-wenkbrauw.
Patiënt heel onrustig – veel trauma hoofd.
(…)
Diagnose: 1.(…)
2. wound right eyelid
3. facial trauma
4. blunt thoracic trauma
5. lumbar trauma.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlastelegging beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
primair: Medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 i.s.m. artikelen 47 en 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Het standpunt van de officier
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan 214 dagen voorwaardelijk, onder de volgende bijzondere voorwaarden:
  • dat de verdachte onder toezicht wordt gesteld van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba voor de duur van één jaar;
  • dat de verdachte door dient te gaan met het leer- en werktraject;
  • dat de verdachte psychiatrische begeleiding krijgt;
  • dat de verdachte begeleid wordt in het nivelleren van zijn financiële situatie
  • dat de verdachte verslavingszorg ontvangt,
met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis van 120 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de straftoemeting in overweging te nemen dat de redelijke termijn waarbinnen verdachte had moeten worden berecht, is overschreden. De verdediging heeft voorts gewezen op de jeugdige leeftijd van verdachte, zijn blanco strafblad en op de omstandigheid dat verdachte zich na dit feit volledig afzijdig heeft gehouden van criminele praktijken.
De beoordeling
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, door samen met een ander meermalen tegen het hoofd, het gezicht en het lichaam van het slachtoffer, hierna te noemen: het slachtoffer, te slaan en te schoppen. Verdachte heeft hiermee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen nog langdurige lichamelijke (en psychische) gevolgen daarvan ondervinden. Delicten als het thans bewezenverklaarde veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Het gerecht rekent verdachte dit zeer zwaar aan.
Oplegging van een vrijheid ontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld. Ook geldt in zijn voordeel dat hij een jongvolwassene is. Het gerecht neemt in overweging het advies van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba van 12 januari 2015, om verdachte onder toezicht te stellen opdat hij de nodige begeleiding van de Reclassering kan ontvangen, en houdt rekening met het feit dat verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven in te zien dat hij ten tijde van het voorval laakbaar heeft gehandeld, alsmede met het feit dat verdachte vrijwillig stappen heeft ondernomen om zich in het leven op het rechte pad te begeven en daar te blijven.
Overschrijding redelijke termijn
Het gerecht constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting, met vier maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Gelet hierop is, naar het oordeel van de rechter, verlaging van straf een passende reactie.
De rechter komt tot het oordeel dat een (geheel onvoorwaardelijke) vrijheidsstraf van twaalf (12) maanden passend en geboden zou zijn, omdat de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden.
Gelet op de hiervoor geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, verlaagt de rechter deze op zichzelf passende straf met vier (4) maanden.
Het gerecht zal voorts een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:45, 1:46, 1:47 en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tweehonderden-veertig (240) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
tweehonderdenveertien (214) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als die inhouden
  • het voortzetten en afronden van het leer- en werktraject,
  • het zich laten begeleiden door een psychiater,
  • het zich laten begeleiden in het nivelleren van zijn financiële situatie,
  • het zich laten begeleiden in verband met zijn verslavingszorg,
met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
honderdtwintig (120) uren, onder begeleiding en toezicht van de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, te voltooien binnen
één (1) jaarna het onherroepelijk worden van dit vonnis. Bij het niet naar behoren verrichten van deze taakstraf zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
zestig (60) dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. N.K. Engelbrecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 26 februari 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.