ECLI:NL:OGEAA:2015:157

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
6 juli 2015
Zaaknummer
A.R. no. 581 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiefinanciering met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente

In deze zaak heeft de publiekrechtelijke rechtspersoon, de Staat der Nederlanden, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO), een vordering ingesteld tegen G*, wonende te Aruba. De vordering betreft een rentedragende lening die G* per 1 augustus 1993 heeft ontvangen van DUO, met een hoofdsom van € 11.754,56. G* diende vanaf 1 januari 2003 de lening in maandelijkse termijnen van € 114,75 terug te betalen. Op 1 januari 2003 bedroeg het openstaande bedrag in hoofdsom € 14.452,07. DUO vorderde dat het gerecht G* zou veroordelen tot betaling van een totaalbedrag van € 15.884,39, inclusief incassokosten en rente tot en met 10 maart 2014, en veroordeling van G* in de proceskosten.

G* heeft verweer gevoerd en betwist dat het gevorderde bedrag verschuldigd is. Hij stelde dat de vordering verjaard is en onvoldoende onderbouwd. G* beweerde dat hij nooit een betalingsverzoek of aanmaning heeft ontvangen. Het gerecht heeft de stellingen van G* beoordeeld en geconcludeerd dat G* onvoldoende heeft aangetoond dat de aan DUO verzonden brieven niet zijn aangekomen. Het beroep op verjaring werd verworpen, evenals het verweer dat DUO de vordering onvoldoende heeft onderbouwd.

Het gerecht heeft geoordeeld dat DUO voldoende bewijs heeft geleverd van de vordering en dat G* erkende dat hij de lening moest aflossen. De vordering van DUO werd toegewezen, met inachtneming van een matiging van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. G* werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van DUO. Het vonnis werd uitgesproken op 1 juli 2015 door mr. M. Schoemaker, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 1 juli 2015
Behorend bij A.R. no. 581 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs,
zetelend te Nederland,
eiseres,
hierna ook te noemen: DUO,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
G*,
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: mr. R. Marchena
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 19 maart 2014,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2 Vervolgens is vonnis nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

G* heeft per 1 augustus 1993 een rentedragende lening met een hoofdsom van € 11.754,56 ontvangen van DUO. Met ingang van 1 januari 2003 diende G* de rentedragende lening in maandelijkse termijnen van € 114,75 tegen een rente van 5,18% terug te betalen. Het openstaande bedrag in hoofdsom bedroeg per 1 januari 2003 € 14.452,07.

3.DE VORDERING

3.1
DUO vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, G* veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van € 15.884,39 zijnde de hoofdsom ad € 11.479,86 inclusief incassokosten ad € 1.721,98 en rente berekend tot en met 10 maart 2014 ad € 2.682,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 11.479,86 te berekenen vanaf 11 maart 2014, met veroordeling van G* in de kosten van het geding.
3.2
De vordering van DUO heeft betrekking op de volgende maandtermijnen:
- juli 2003 en januari 2004 t/m december 2008 ad Afl. 6.590,34
- januari 2009 t/m december 2011 ad Afl. 3.692,76
- januari 2012 t/m december 2012 ad Afl. 1.196,76
Totaal: Afl. 11.479,86
DUO heeft de onderliggende Berichten Terugbetaling in het geding gebracht. Voorts heeft DUO (onder meer) diverse aanmaningsbrieven over de jaren 2007 t/m 2013 in het geding gebracht, alsmede een deurwaardersexploot van 12 oktober 2012, waarin G* wordt gesommeerd een hoofdsom ad Afl. 15.783,21 vermeerderd met rente en kosten te betalen.
3.3
G* voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van DUO in de proceskosten. G* betwist het gevorderde bedrag verschuldigd te zijn. Volgens G* is de vordering verjaard en bovendien onvoldoende onderbouwd. G* stelt nimmer een betalingsverzoek of aanmaning te hebben ontvangen.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in de beoordeling, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
G* heeft zich als meest verstrekkende verweer op verjaring beroepen. Hij stelt hij bij zijn vertrek in 2003 naar Aruba het adres Ponton 51A aan DUO, althans haar rechtsvoorganger, had doorgegeven, op welk adres nog steeds zijn schoonmoeder woont. Sinds 2007 is G* verhuisd naar het adres Washington 62-E. Aangezien G* niet heeft gesteld dat hij een adreswijziging met betrekking tot het adres Washington 62-E heeft doorgegeven aan DUO, kan DUO niet verweten worden de post na 2007 (en tot begin 2010) nog naar het adres Ponton 51-A gestuurd te hebben. Het gerecht is van oordeel dat G* onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de naar het adres Ponton 51A en nadien het adres Washington 62-E verzonden brieven zijn aangekomen op die adressen. DUO heeft vele aanmaningsbrieven in het geding gebracht, terwijl G* niet heeft betwist dat DUO die brieven daadwerkelijk heeft verzonden. G* heeft daarbij onvoldoende feiten en omstandigheden aangereikt ter onderbouwing van zijn stelling dat al die door DUO overgelegde brieven op beide adressen niet zijn aangekomen. Het gerecht acht dit ook onaannemelijk. Het beroep op verjaring wordt dan ook verworpen.
4.2
Het verweer van G* inhoudende dat DUO de vordering onvoldoende heeft onderbouwd wordt eveneens verworpen. DUO heeft, mede aan de hand van de in het geding gebrachte Berichten Terugbetaling, voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de vordering is opgebouwd en wat G* verschuldigd is, terwijl G* ook heeft erkend dat hij de lening met ingang van 1 januari 2003 moest aflossen. G* heeft geen nader inhoudelijk verweer gevoerd. Die gevorderde hoofdsom ligt daardoor voor toewijzing gereed.
4.3
DUO heeft zich beroepen op artikel 6.8 Wet op de Studiefinanciering 2000 (WSF 2000) voor wat betreft het verschuldigd zijn van rente. Tegen de berekening van de rente is geen verweer gevoerd. Dit deel van de vordering wordt eveneens toegewezen.
4.4
DUO heeft voorts incassokosten ter hoogte van 15% van de hoofdsom gevorderd en verwezen naar artikel 8.3 van de WSF 2000. Overwogen wordt dat enerzijds aannemelijk en redelijk is dat incassokosten zijn gemaakt, terwijl anderzijds die kosten slechts ten dele zijn onderbouwd. Er zijn aanmaningsbrieven en een betekeningsexploot van de deurwaarder overgelegd, terwijl G* heeft betwist dat een incassogemachtigde van DUO contact heeft gehad met G*. Niet valt in te zien waarom de aanmaningsbrieven en het exploot een kostenpost van € 1.721,98 voor DUO opleveren. Er wordt daarom aanleiding gezien de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te matigen tot een bedrag van € 1.000,00.
4.5
Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij dient G* veroordeeld te worden in de proceskosten aan de zijde van DUO gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 750,00 aan griffiegeld, Afl. 218,00 aan oproepingskosten en Afl. 1.800,00 (2 punten bij tarief 5) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt G* om tegen behoorlijk kwijting aan DUO te betalen de somma van € 15.162,41, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en rente tot en met 10 maart 2014, en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 11.479,86 vanaf 11 maart 2014 tot en met de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt G* in de proceskosten gevallen aan de zijde van DUO en te begroten op een bedrag van Afl. 750,00 aan griffiegeld, een bedrag van Afl. 218,00 aan oproepingskosten en een bedrag van Afl. 1.800,00 aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juli 2015 in aanwezigheid van de griffier.