In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 23 juni 2015 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen. De vader, vertegenwoordigd door mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, omdat hij sinds oktober 2014 niet meer in staat zou zijn om het eerder vastgestelde bedrag van Afl. 800,- per maand te betalen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. H.U. Thielman, voerde verweer en deed een zelfstandig verzoek om de kinderalimentatie te verhogen naar Afl. 2.600,- per maand, met een verzoek om het gezamenlijk ouderlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag.
De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften, en een mondelinge behandeling op 21 mei 2015. De vader stelde dat hij zijn baan had verloren door een reorganisatie en dat zijn huidige inkomen onvoldoende was om de alimentatie te voldoen. De moeder betwistte dit en stelde dat de vader opzettelijk van baan was veranderd. Het gerecht heeft de gewijzigde omstandigheden van de vader erkend en geoordeeld dat de behoefte van de minderjarigen is gestegen. De totale behoefte werd vastgesteld op Afl. 2.391,67 per maand, waarbij rekening werd gehouden met de kosten voor bijles en opvang.
Uiteindelijk heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 1.000,- per maand zal betalen, te voldoen via de Voogdijraad, ingaande op 1 juli 2015. De proceskosten werden gecompenseerd, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze beslissing is genomen door mr. H. Mol en openbaar uitgesproken tijdens de zitting.