ECLI:NL:OGEAA:2015:103

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
E.J. nr. 1168 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst en doorbetaling loon

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster A, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.F.J. Caster, een verzoek ingediend tegen de rechtspersoon Het Land Aruba, vertegenwoordigd door mr. A.F. Kuster. Het verzoek betreft de beëindiging van de arbeidsverhouding en de doorbetaling van loon. A was sinds 2 februari 2011 in dienst bij Het Land Aruba en had een arbeidsovereenkomst die eindigde met de regeerperiode van het kabinet Mike Eman I op 31 oktober 2013. Na deze datum werd A een nieuwe overeenkomst aangeboden, welke zij niet heeft geaccepteerd. A stelde dat haar arbeidsovereenkomst stilzwijgend was voortgezet en dat zij recht had op doorbetaling van haar loon tot 18 februari 2014, de datum waarop Het Land Aruba de overeenkomst zou hebben opgezegd.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder een verzoekschrift, verweerschrift en aantekeningen van de zitting. Tijdens de zitting op 18 november 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter heeft de argumenten van A en Het Land Aruba zorgvuldig afgewogen. A stelde dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing waren en dat Het Land Aruba de beginselen van goed werkgeverschap had geschonden. De rechter verwierp deze stellingen, o.a. omdat A had geweigerd een nieuw contract te ondertekenen en er geen overeenstemming was bereikt over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst.

In de beslissing heeft de rechter bepaald dat Het Land Aruba A het netto equivalent van 42 vakantiedagen moet uitbetalen, maar heeft A in de kosten van de procedure veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechter heeft de overige verzoeken van A afgewezen. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2015
Behorend bij E.J. nr. 1168 van 2014.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
A,
wonende te Aruba,
VERZOEKSTER,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
de rechtspersoon naar publiek recht Het Land Aruba,
gevestigd te Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F. Kuster.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 22 mei 2014;
- het verweerschrift 16 september 2014;
- het faxbericht houdende producties van 14 november 2014 van de zijde van A;
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling ter zitting op 18 november 2014, op welke zitting partijen zijn verschenen met hun gemachtigden en hun standpunten hebben bepleit en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd;
- de akte uitlating d.d. 2 december 2014 van de zijde van A.
De beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen sloten d.d. 14 maart 2011 een overeenkomst waarbij werd overwogen dat op grond van het tweede lid van artikel 1613y van het Burgerlijk Wetboek de zevende titel A van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op het personeel in dienst van de overheid (zie de arbeidsovereenkomst).
2.2
A is sedert 2 februari 2011 in dienst bij de publiekrechtelijke rechtspersoon het Land Aruba voor de duur van de regeerperiode van het kabinet Mike Eman I. Het kabinet Mike Eman I heeft tot en met oktober 2013 geduurd.
2.3
Aan A is na het einde van de regeerperiode Mike Eman I een nieuwe overeenkomst aangeboden voor de duur van de regeerperiode Mike Eman II, welke overeenkomst A niet heeft geaccepteerd.
2.4
De gemachtigde van A heeft bij brief van 6 december 2013 aan de Minister geschreven dat de overeenkomst met A van 14 maart 2011 moet worden geacht te zijn voortgezet na 31 oktober 2013 onder dezelfde voorwaarden omdat zij is blijven doorwerken na 31 oktober 2013. Ook is in die brief namens A aangegeven dat zij bereid is de bedongen arbeid te verrichten. A wenst dan ook haar loon doorbetaald te krijgen, aldus de gemachtigde.
2.5
De gemachtigde van het Land heeft bij brief van 18 december 2013 aan de gemachtigde van A de overeenkomst met A, voor zover die er nog zou zijn, opgezegd per 18 februari 2014.

3.HET VERZOEK EN DE BEOORDELING DAARVAN

3.1
A heeft het gerecht verzocht om, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat de arbeidsverhouding tussen partijen per 18 februari 2014 tot een einde is gekomen en het Land te bevelen om tot die dag aan A het loon door te betalen en het Land te bevelen aan A een pro-rata bedrag te betalen ter zake de bashi premie, gelijk bedrag, vakantie uitkering, kinder-, auto- en telefoontoelage en het Land te bevelen 42 niet genoten vakantiedagen uit te betalen, met veroordeling van het Land in de kosten van de procedure.
3.2
Het Land heeft verweer gevoerd en geconcludeerd dat het verzoek van A moet worden afgewezen, met veroordeling A in de kosten van de procedure.
3.3
A heeft als eerste aangevoerd dat de bepalingen uit de zevende titel onder A van het Burgerlijk Wetboek wel van toepassing zijn. Nu de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd ( 31 oktober 2013) stilzwijgend is voortgezet is deze voor onbepaalde tijd voortgezet, aldus verder A. Omdat het Land evenwel heeft opgezegd is de overeenkomst geëindigd per 18 februari 2014.
3.3.1
A heeft verder nog aangevoerd dat het Land de beginselen van goed werkgeverschap heeft geschonden.
3.4
De primaire stelling van A inhoudende dat de overeenkomst als een arbeidsovereenkomst volgens de bepalingen uit boek 7 titel A van het Burgerlijk Wetboek moet worden gezien wordt, gelet op het gemotiveerde verweer er tegen en het ontbreken van een onderbouwing, verworpen.
3.4.1
De volgende stelling van A faalt eveneens. A wist dat er na 31 oktober 2013 een nieuwe overeenkomst moest worden getekend met het Land. Haar is daartoe ook een aanbod gedaan, te weten op 9 november 2013. Zij heeft dat aanbod om haar moverende redenen verworpen. Er is geen overeenstemming over een tweede contract tot stand gekomen terwijl de periode van het eerste contract is verstreken. Uit de overlegde salarisstrook van oktober 2013 blijkt dat met A is afgerekend tot 1 november 2013. Ter zitting heeft de gemachtigde van het Land laten weten uit coulance de verzochte 42 vakantiedagen te zullen uitbetalen. Van slecht werkgeverschap is niet gebleken.
Van een grond om aan A haar salaris met toelagen door te betalen tot 18 februari 2014 is niet gebleken.
3.5
Als de meest in het ongelijk te stellen partij moet A in de kosten van de procedure worden veroordeeld gevallen aan de zijde van het Land en te begroten op het salaris van de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, rechtdoende:
4.1
bepaalt dat het Land aan A, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking, het netto equivalent van 42 vakantiedagen uitbetaald;
4.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3
veroordeelt A in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van het Land en te begroten op een bedrag van Afl. 1.800,- zijnde het salaris van de gemachtigde;
4.4
wijst hetgeen meer of anders is verzocht, af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Mol, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.