ECLI:NL:OGEAA:2015:101

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
E.J. nr. 215 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toewijzing van arbeidsrechtelijke vorderingen door een publiekrechtelijk lichaam

In de zaak tussen A, wonende te Aruba, en het publiekrechtelijk lichaam SERLIMAR, heeft de rechter op 16 juni 2015 een beschikking gegeven. A, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.F. Falconi, heeft een verzoek ingediend tegen SERLIMAR, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A.D.A. Carlo. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 11 november 2014 en een zitting op 3 februari 2015, waar beide partijen hun standpunten hebben bepleit.

SERLIMAR heeft aangevoerd dat de stellingen van A geen wettelijke grondslag hebben, verwijzend naar artikel 7A:1613ij lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat de bepalingen uit boek 7A buiten toepassing stelt voor personen in dienst van de overheid. SERLIMAR, als publiekrechtelijk lichaam, heeft gesteld dat de artikelen 1615f t/m 1615m van het Burgerlijk Wetboek wel van toepassing zijn, maar dat de vordering van A, gebaseerd op boek 7A, niet kan worden toegewezen.

A heeft tegen de argumenten van SERLIMAR ingebracht dat er geen betrokkenheid van de Minister of de overheid bij zijn arbeidsovereenkomst is en dat hij ten onrechte niet is gehoord bij zijn ontslag. De rechter heeft geoordeeld dat het verweer van SERLIMAR slaagt en dat de artikelen uit boek 7A niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen A en SERLIMAR. De vordering van A is afgewezen, en A is veroordeeld in de kosten van de procedure, vastgesteld op Afl. 2.700,- voor het salaris van de gemachtigde van SERLIMAR.

De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H. Mol, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, en is een belangrijke uitspraak in het arbeidsrecht, met betrekking tot de rechtspositie van werknemers in dienst van publiekrechtelijke lichamen.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2015
Behorend bij E.J. nr. 215 van 2014.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
A,
wonende te Aruba,
VERZOEKER,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
het publiekrechterlijk lichaam SERLIMAR sui generis,
gevestigd te Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A.D.A. Carlo.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit verloop na de beschikking van 11 november 2014 blijkt uit:
- het faxbericht houdende producties van 1 december 2014 van de zijde van A;
- de aantekeningen van de behandeling ter zitting op 3 februari 2015, op welke zitting partijen zijn verschenen met hun gemachtigden en hun standpunten hebben bepleit en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd;
De beschikking is nader bepaald op heden.

2.HET VERZOEK EN DE VERDERE BEOORDELING DAARVAN

2.1
Serlimar heeft aangevoerd dat de stellingen van A een wettelijke grondslag ontberen. Artikel 7A: 1613ij lid 2 burgerlijk wetboek zet de bepalingen uit 7A van het burgerlijk wetboek buiten toepassing voor personen in dienst van de overheid. Serlimar is overheid want het is belast met een overheidstaak. Serlimar heeft er op gewezen dat zij een publiekrechtelijk lichaam is, en dat A dat als zodanig ook erkend heeft gezien zijn verzoekschrift. Het contract tussen Serlimar en A is ook duidelijk daarover, aldus Serlimar. Serlimar heeft erkend dat de artikelen 1615f t/m 1615m burgerlijk wetboek van toepassing zijn. Serlimar heeft tenslotte verwezen naar jurisprudentie.
2.2
A heeft aangevoerd dat nergens uit blijkt dat de Minister of de overheid betrokken is bij de arbeidsovereenkomst tussen A en Serlimar. A heeft verder nog aangevoerd dat hij ten onrechte niet is gehoord door Serlimar op het ontslag. Daarmee heeft Serlimar de regels overtreden van de LMA.
Ook A heeft verwezen naar jurisprudentie.
2.3
Geoordeeld wordt dat het verweer van Serlimar slaagt. Op de overeenkomst tussen A en Serlimar zijn de artikelen uit boek 7A van het burgerlijk wetboek niet van toepassing. Partijen dit zo overeengekomen en gelet op de taak van Serlimar kan Serlimar niet gezien worden als een private rechtspersoon.
De vordering van A is gegrond op de artikelen uit boek 7A van het burgerlijk wetboek en kunnen dus om die reden niet worden toegewezen.
Voor zover A een beroep heeft bedoeld te doen op onrechtmatige daad dan wel wanprestatie heeft A daartoe, gelet op het gemotiveerde verweer van Serlimar, onvoldoende feiten aangevoerd. Het enkele feit dat A niet gehoord zou zijn of is, maakt nog niet dat er sprake is van onrechtmatige daad of wanprestatie aan de zijde van Serlimar.
Het feit dat de artikelen 1615f t/m 1615m van het burgerlijk wetboek van toepassing zijn maakt dit oordeel, gelet op hetgeen in die artikelen wordt bepaald, niet anders.
2.4
Hetgeen A heeft verzocht moet derhalve worden afgewezen.
2.5
Als de meest in het ongelijk te stellen partij moet A in de kosten van de procedure worden veroordeeld gevallen aan de zijde van Serlimar en te begroten op het salaris van de gemachtigde ( drie procespunten in tariefgroep vijf).

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, rechtdoende:
3.1
wijst het verzochte af;
3.2
bepaalt dat A de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van het Serlimar en te begroten op een bedrag van Afl. 2.700,- zijnde het salaris van de gemachtigde, moet voldoen.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Mol, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.