ECLI:NL:OGEAA:2014:42

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
14 januari 2019
Zaaknummer
CVB nr. 1286 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • A.S. Pontilius
  • R. van Trigt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg artikel 5 Landsverordening Ziekteverzekering; aanspraak ziekengeld vervalt na twee jaar na eerste ziektemelding

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank in Aruba, waarbij aan appellante werd medegedeeld dat zij vanaf 8 april 2013 geen recht meer had op ziekengeld in verband met haar chronische obstructieve longziekte. De bank stelde dat appellante zich op 7 november 2010 voor het eerst arbeidsongeschikt had gemeld en dat er sindsdien twee jaar waren verstreken, waardoor haar aanspraak op ziekengeld verviel. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de wetsuitleg van artikel 5 van de Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) anders geïnterpreteerd moest worden. Zij betoogde dat de termijn van twee jaar pas zou ingaan na cumulatieve arbeidsongeschiktheid van twee jaar, en dat de huidige uitleg zou leiden tot een ongeoorloofd onderscheid in strijd met de Staatsregeling en internationale verdragen.

Het College van Beroep heeft de zaak behandeld op 27 februari 2014, waarbij appellante en vertegenwoordigers van de bank aanwezig waren. Het College oordeelde dat de wettelijke termijn van twee jaar ongeacht periodes van arbeidsgeschiktheid geldt en dat de wet geen ruimte biedt voor een andere uitleg. De termijn van twee jaar begint op de eerste dag van de ziektemelding, en de bank had de wet correct geïnterpreteerd. Aangezien appellante vanaf 7 november 2012 geen recht meer had op ziekengeld, werd het beroep ongegrond verklaard.

De uitspraak werd gedaan op 12 juni 2014 door het College, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de secretaris. De beslissing bevestigt de geldigheid van de interpretatie van de bank en onderstreept de strikte toepassing van de termijn in de Landsverordening ziekteverzekering.

Uitspraak

Uitspraak van 12 juni 2014
CVB nr. 1286 van 2013
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van:
[ X ],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
in persoon,
tegen de beslissing van 17 mei 2013 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat [ A ].

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij brief van 17 mei 2013 heeft de bank appellante bericht dat zij vanaf 8 april 2013 geen recht meer heeft op tegemoetkoming in verband met verminderde belastbaarheid ten gevolge van chronische obstructieve longziekte, type bronchiëctasiën, onder ziektemeldingskaart 556612, omdat zij zich wegens deze ziekte op 7 november 2010 voor het eerst arbeidsongeschikt heeft gemeld en nadien twee jaren zijn verstreken. Voorts is appellante bericht dat de tegemoetkoming die zij onder ziektemeldingskaart 556612 heeft ontvangen, op onterechte gronden aan haar is toegekend, maar dat de bank de al toegekende tegemoetkomingen niet zal terugvorderen.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 27 mei 2013 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 7 augustus 2013 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 27 februari 2014 van dit college behandeld, in aanwezigheid van appellante in persoon en [ B ], verzekeringsarts, [ C ], controlearts en [ D ], jurist, namens de bank, bijgestaan door de advocaat voornoemd.
1.5
uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld meer toe te kennen en stelt zich op het standpunt dat een redelijke wetsuitleg van artikel 5 LvZv met zich brengt dat met de 2 jaar wordt bedoeld, dat het recht op ziekengeld vervalt na cumulatief 2 jaar arbeidsongeschikt te zijn geweest omdat anders sprake is van een ongeoorloofd onderscheid welke zich niet verenigt met de Staatsregeling, noch het EVRM of het BuPo-verdrag.
2.2
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziektemelding. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht na twee jaar.
2.3
Zoals door het College eerder is geoordeeld geldt de wettelijke termijn van twee jaren ongeacht de vraag of binnen die termijn sprake is geweest van periodes van arbeidsgeschiktheid. De tekst van de wet biedt geen ruimte voor een andere uitleg, dan dat de termijn van twee jaren – waarmee twee kalenderjaren worden bedoeld – aanvangt op de eerste dag van ziekmelding. De wet is op dit punt ook niet in strijd met hogere regelgeving. Het College acht de door de bank gehanteerde uitleg van de wet op dit punt daarom juist.
2.4
Niet in geschil is dat appellante vanaf 7 november 2010 onder ziektemeldingskaart 523976 aanspraak had op ziekengeld wegens verminderde belastbaarheid ten gevolge van chronische obstructieve longziekte. Derhalve had zij vanaf 7 november 2012 geen aanspraak meer op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak. Het beroep is derhalve ongegrond.

3.BESLISSING

Het college
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 12 juni 2014 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, A.S. Pontilius en R. van Trigt, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.