ECLI:NL:OGEAA:2014:40

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 april 2014
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
CVB nr. 336 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • A.S. Pontilius
  • R. van Trigt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ziekengeld en rechtszekerheid in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank in Aruba, die op 19 januari 2012 heeft besloten dat appellante vanaf 8 januari 2012 geen recht meer heeft op ziekengeld in verband met degeneratieve afwijkingen aan haar rechterknie. Appellante heeft op 7 februari 2012 schriftelijk beroep aangetekend tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling van het beroep op 23 januari 2014 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaten. De bank werd vertegenwoordigd door een advocaat en een verzekeringsarts.

Appellante betwist de beslissing van de bank en stelt dat haar aanspraken niet naar behoren zijn erkend. Ze voert aan dat de bank na haar ongeval op 8 januari 2008 de graad van haar invaliditeit niet correct heeft vastgesteld. Appellante is van mening dat de klachten het gevolg zijn van het bedrijfsongeval en dat de bank ten onrechte haar recht op ongevallengeld heeft stopgezet en haar ziekengeld heeft toegekend.

Het college overweegt dat de klachten van appellante over het stopzetten van ongevallengeld buiten de grenzen van het beroep vallen, omdat deze betrekking hebben op een eerdere beslissing van de bank. Het college benadrukt dat rechtszekerheid vereist dat een beslissing na het verstrijken van een redelijke beroepstermijn definitief wordt. Aangezien appellante tegen de eerdere beslissing een beroepschrift heeft ingediend dat niet-ontvankelijk is verklaard, zijn de rechtsmiddelen uitgeput en is die beslissing definitief.

Het college concludeert dat het beroep van appellante ongegrond is, omdat zij vanaf 8 januari 2012 geen recht meer had op ziekengeld ter zake van de ziekteoorzaak. De beslissing van de bank wordt dan ook bevestigd.

Uitspraak

Uitspraak van 10 april 2014
CVB nr. 336 van 2012
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening ziekteverzekering (LvZv) van:
[ X ],
wonende in Aruba,
APPELLANTE
gemachtigde: voorheen de advocaat [ A ], thans de advocaten [ B ] en [ C ],
tegen de beslissing van 19 januari 2012 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
De bestreden beslissing van 19 januari 2012 houdt in dat appellante vanaf 8 januari 2012 geen recht meer heeft op tegemoetkoming in verband met degeneratieve afwijkingen aan de rechterknie, aangezien twee jaren zijn verstreken sinds de melding van die ziekte.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 7 februari 2012 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 8 maart 2012 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellante is op de bijeenkomst van 23 januari 2014 van dit college behandeld, in aanwezigheid van appellante in persoon, bijgestaan door [ A ] en [ B ] voornoemd, en drs. M. Schaad, verzekeringsarts en mr. Henriquez, bedrijfsjurist, namens de bank, bijgestaan door de advocaat voornoemd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank om haar geen ziekengeld meer toe te kennen en stelt zich op het standpunt dat haar aanspraken niet naar behoren zijn erkend, omdat de bank na het door haar overkomen ongeval op 8 januari 2008 niet naar behoren de graad van haar invaliditeit heeft vastgesteld. Volgens appellant zijn haar klachten het rechtstreekse gevolg van het haar overkomen bedrijfsongeval en heeft de bank ten onrechte haar tegemoetkoming uit hoofde van de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: ongevallengeld) stopgezet en aan haar een tegemoetkoming uit hoofde van de LvZV (hierna: ziekengeld) toegekend.
2.2
Het college overweegt dat de klachten van appellante die zien op het stopzetten van ongevallengeld buiten de grenzen van dit beroep vallen en derhalve buiten beschouwing zullen worden gelaten, omdat deze klachten gericht zijn tegen de beslissing van de bank van 19 januari 2010. Niet kan worden aanvaard dat degene die langs de weg van indiening van een beroep tegen een beslissing van de bank ter zake van de ene tegemoetkoming, in dit geval ziekengeld, zou kunnen bereiken dat dit college bij de beslissing op dat beroepschrift de zaak beoordeelt als ware het gericht tegen een eerdere beslissing van de bank ter zake van een andere tegemoetkoming, in dit geval ongevallengeld. Hiertegen verzet zich het wettelijk voorschrift dat de mogelijkheid tot het aanwenden van een rechtsmiddel bindt aan een termijn. Ook de rechtszekerheid vereist dat een beslissing na het verstrijken van een redelijke beroepstermijn of na uitputting van alle rechtsmiddelen definitief wordt. Aangezien appellante tegen die eerdere beslissing een beroepschrift heeft ingediend, en het college het beroep op 22 augustus 2012 niet-ontvankelijk heeft verklaard, zijn de rechtsmiddelen tegen die beslissing uitgeput en is die beslissing definitief geworden.
2.3
Ter beoordeling ligt thans (alleen) voor het beroep gericht tegen de beslissing van de bank om aan appellante vanaf 8 januari 2012 geen ziekengeld meer toe te kennen.
2.4
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de LvZv, voor zover thans van belang, heeft de werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, recht op ziekengeld met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt die aanspraak twee jaar nadien.
2.5
In dit geval is niet in geschil dat appellante vanaf 8 januari 2010 onder ziektemeldingskaart 446222 aanspraak had op ziekengeld wegens degeneratieve afwijkingen aan haar rechterknie. Derhalve had appellante vanaf 8 januari 2012 geen aanspraak meer op ziekengeld ter zake van die ziekteoorzaak.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

3.BESLISSING

Het college
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven op 10 april 2014 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, A.S. Pontilius en R. van Trigt, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris.