ECLI:NL:OGEAA:2014:38

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
CVB nr. 3683 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
  • A.S. Pontilius
  • I. Reyes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing Sociale Verzekeringsbank inzake ziekengeld na medische behandeling in het buitenland

In deze zaak gaat het om een beroep van appellant, Mauricio Villa Tamayo, tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 30 november 2012, waarin zijn aanvraag voor ziekengeld over de periode van 12 oktober 2012 tot en met 26 november 2012 werd geweigerd. De SVB stelde dat appellant zonder toestemming naar het buitenland was vertrokken voor medische behandeling, waardoor hij niet kon worden gecontroleerd door de controlerend arts. Appellant had zich op 14 december 2012 schriftelijk tegen deze beslissing verzet.

Tijdens de zitting op 4 december 2013 werd het beroep behandeld, waarbij appellant in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.D. Tromp. De SVB werd vertegenwoordigd door een jurist en een verzekeringsarts. Appellant betoogde dat hij arbeidsongeschikt was verklaard door de controlerend arts en dat hij naar Colombia was gereisd voor een noodzakelijke operatie aan zijn schouder. Hij stelde dat zijn echtgenote de SVB tijdig had geïnformeerd over zijn medische situatie en dat hij recht had op ziekengeld vanaf de vierde dag van zijn ziekmelding.

De SVB voerde aan dat appellant niet op de door hen aangewezen tijden en plaatsen was verschenen voor controle, wat volgens de wet leidde tot verlies van recht op ziekengeld. Het college overwoog dat de SVB ten onrechte had geconcludeerd dat appellant geen recht had op ziekengeld, omdat er geen bewijs was dat hij was verzocht om zich ter controle te melden. Het college oordeelde dat de beslissing van de SVB gedeeltelijk diende te worden vernietigd en dat appellant recht had op ziekengeld vanaf 11 november 2012.

De uitspraak werd gedaan op 23 januari 2014, waarbij het college de beslissing van de SVB gedeeltelijk vernietigde en bevestigde dat appellant recht had op ziekengeld vanaf de genoemde datum.

Uitspraak

Uitspraak van 23 januari 2014.
CVB nr. 3683 van 2012
COLLEGE VAN BEROEP
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening Ziekteverzekering (LvZv) van:
[ X ],
wonende in Aruba,
APPELLANT
procederende in persoon,
tegen de beslissing van 30 november 2012 van
DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de bank,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij beslissing van 30 november 2012 heeft de bank geweigerd om aan appellant ziekengeld toe te kennen over de periode van 12 oktober 2012 tot en met 26 november 2012, omdat appellant de controlerend arts van de bank niet in staat heeft gesteld hem gedurende die periode te onderzoeken.
1.2
Tegen deze beslissing heeft appellante op 14 december 2012 schriftelijk beroep aangetekend.
1.3
Op 12 maart 2013 heeft de bank een verweerschrift ingediend.
1.4
Het beroep van appellant is op de bijeenkomst van 4 december 2013 van dit college behandeld, in aanwezigheid van appellant in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd en [ A ], controle arts, drs. M. Schaad, verzekeringsarts en mw. mr. Henriquez, jurist, namens de bank, bijgestaan door de advocaat voornoemd.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellant kan zich niet verenigen met de beslissing van de bank, en stelt zich –samengevat– op het standpunt dat hij vanaf 16 augustus 2012 tot en met 9 september 2012 wegens schouderklachten arbeidsongeschikt was verklaard door de controlerend arts van de bank, dat hij ten onrechte vanaf 9 september 2012 arbeidsgeschikt is verklaard, en dat hij vanwege diezelfde schouderklachten heeft besloten om naar Colombia te gaan voor medische behandeling.
Volgens appellant is hij op 5 oktober 2012 naar Colombia afgereisd en reeds op 20 oktober 2012 aan zijn schouder geopereerd, terwijl hij hier pas op 20 november 2012 een afspraak voor een MRI had. Hij is tot 26 november 2012 in Colombia onder post-operatieve zorg/behandeling geweest.
Appellant stelt verder dat zijn werkgever en zijn echtgenote de bank hebben geïnformeerd dat hij in Colombia is geopereerd en dat zijn echtgenote op 8 november 2012 alle relevante stukken met betrekking tot zijn operatie bij de bank heeft ingeleverd. Op 26 november 2012 is hij naar Aruba teruggekeerd en op 27 november 2012 is hij naar de controlerend arts van de bank gegaan die hem vanaf die datum arbeidsongeschikt heeft verklaard, aldus appellant.
2.2
De bank heeft als verweer aangevoerd dat appellant zonder toestemming van de bank naar het buitenland is vertrokken voor medische behandeling. Volgens de bank heeft de echtgenote van appellant op 12 oktober 2012 bij de afdeling ziektemelding van de bank gemeld dat appellant in het buitenland verbleef en op 8 november 2012 dat appellante op 20 oktober 2012 was geopereerd en dat hij nog steeds in het buitenland was, waarbij zij de relevante medische informatie heeft overgelegd. De bank concludeert dat nu appellant in die periode niet door de bank kon worden gecontroleerd, hij gedurende die periode geen recht heeft op tegemoetkoming.
2.3
Het college overweegt als volgt.
De beslissing van de bank is gegrond op artikel 7, eerste lid, onder e, van de Lv Zv. Ingevolge deze bepaling heeft de arbeider geen recht op tegemoetkoming of verliest dit recht indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken.
2.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenote van appellant op 8 november 2012 de bank op de hoogte heeft gesteld van de door appellant op 20 oktober 2012 ondergane operatie. Dat de werkgever van appellant of de echtgenote, appellant eerder heeft ziek gemeld, zoals appellant mondeling heeft aangevoerd, is niet gebleken. In het meldingssysteem van de bank, overgelegd als productie, staat slechts vermeld “12-10-2012 Vz is in Colombia (mw)”, waarmee kennelijk is bedoeld dat de echtgenote van appellant op die datum heeft gemeld dat appellant in Colombia verbleef, maar niet dat hij daar ziek is.
2.5
Vast staat dat appellant zich op 8 november 2012, via zijn echtgenote, wederom bij de bank heeft ziek gemeld wegens schouderklachten.
Op de voet van artikel 5, lid 1 van de LvZv heeft appellant, die als gevolg van de ziekte/operatie arbeidsongeschikt was, recht op ziekengeld vanaf de vierde dag van de ziektemelding. Gesteld noch gebleken is dat de controlerend arts appellant -al dan niet via zijn echtgenote- heeft verzocht om zich tussen 8 en 26 november 2012 ter controle te melden en dat appellant dit heeft geweigerd. Naar het oordeel van dit College heeft de bank derhalve ten onrechte de tegemoetkoming aan appellant geweigerd.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep gedeeltelijk gegrond is en dat de bestreden beslissing van de bank van 28 november 2012 gedeeltelijk dient te worden vernietigd. Appellant heeft vanaf 11 november 2012 recht op ziekengeld.

3.DE BESLISSING

Het college
verklaarthet beroep gedeeltelijk gegrond.
vernietigtde beslissing van de bank van 28 november 2012, met kenmerk 59071035/19733/2012;
bepaaltdat Mauricio VILLA TAMAYO, onder ziektemeldingskaart nummer 535234, wederom vanaf 11 november 2012 recht heeft op ziekengeld.
Aldus gegeven op 23 januari 2014 door mr. N.K. Engelbrecht, voorzitter, A.S. Pontilius en I. Reyes, leden, in tegenwoordigheid van de secretaris, R.P. Lee.