Uitspraak
1.HET PROCESVERLOOP
2.DE OVERWEGINGEN
4.2 Bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 6 januari 2012, waartegen het beroep gericht is, heeft verweerder gesteld dat bij de (weder)toekenning van de ingetrokken taxivergunningen wel degelijk sprake is geweest van een aantal objectieve criteria, te weten of de aanvrager eerder hulpchauffeur is geweest, of er – kort gezegd – eerder een verzoek is ingediend, of de verzoeker bij de aanvraag werkloos is en tot slot de leeftijd van de aanvrager. Ter zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat bij het ‘vrijkomen’ van vergunningen ook van belang is of de aanvraag voor 1 december 2009 is ingediend of daarna. Voorts heeft verweerder gesteld dat bij gelijke geschiktheid ook naar de bijzondere omstandigheden van het individuele geval wordt gekeken. (…)
Uit de bestreden beslissing kan niet worden opgemaakt welk criterium of welke criteria in de weg stonden aan toekenning van de ingetrokken taxivergunningen aan appellanten. Evenmin kan daaruit worden afgeleid of sprake was van gelijke geschiktheid en zo ja, of is onderzocht of er bijzondere omstandigheden zijn. Met de opmerking ter zitting dat ieder van de aanvragers zelf wel weet welke van de criteria aan het toewijzen van zijn aanvraag in de weg stond, miskent verweerder dat algemene beginselen van behoorlijk bestuur voorschrijven dat besluiten op zorgvuldige wijze tot stand dienen te komen en tevens voldoende draagkrachtig dienen te zijn gemotiveerd.