ECLI:NL:OGEAA:2013:39

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 oktober 2013
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
L.A.R. nr. 3458 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om taxivergunning en niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben verzoekers, allen wonende in Aruba, een verzoek ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR). Dit verzoek was gericht tegen de Minister van Toerisme, Transport en Arbeid, die hen eerder had bericht dat hun aanvragen voor taxivergunningen waren afgewezen. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar hun bezwaren werden ongegrond verklaard. Na meerdere rechtszaken, waaronder een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, werd de Minister opgedragen om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar. De Minister voldeed hieraan, maar de verzoekers stelden dat de nieuwe beslissing niet voldeed aan de rechterlijke uitspraak en dienden opnieuw een verzoek in.

Tijdens de zitting op 2 september 2013 werd het verzoek behandeld. De rechter overwoog dat op grond van artikel 53 van de LAR het bestuursorgaan verplicht kan worden om alsnog gevolg te geven aan een eerdere uitspraak. De rechter concludeerde echter dat de Minister inmiddels had voldaan aan de eerdere uitspraak door de verzoekers te informeren over de criteria voor de afwijzing van hun aanvragen. Hierdoor was het belang van de verzoekers bij hun verzoek komen te vervallen, en werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De rechter oordeelde verder dat de verzoekers recht hadden op een proceskostenvergoeding, omdat zij kosten hadden gemaakt voor rechtskundige bijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 16 oktober 2013, waarbij de verzoekers werden veroordeeld tot betaling van hun gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.000,=.

Uitspraak

Uitspraak van 16 oktober 2013
L.A.R. nr. 3458 van 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
01.[ ],
02.[ ],
03.[ ],
04.[ ],
05.[ ],
06.[ ],
07.[ ],
08.[ ],
09.[ ],
10.[ ],
11.[ ],
12.[ ],
13.[ ],
14.[ ],
15.[ ],
16.[ ],
17.[ ],
18.[ ],
19.[ ],
20.[ ],
21.[ ],
allen wonende in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A. Ruiz,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN TOERISME, TRANSPORT EN ARBEID,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Bij brieven van 27 en 28 oktober 2009 heeft de voormalige minister van Toerisme en Transport verzoekers bericht dat zij in aanmerking komen voor een taxivergunning. Bij brieven van 11 november 2009 heeft verweerder verzoekers bericht dat de toezeggingen worden ingetrokken en dat hun verzoek om een taxivergunning is afgewezen.
Tegen deze beschikking hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 16 augustus 2010 heeft verweerder de bezwaarschriften tegen de beschikking van 11 november 2009 ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing op bezwaar hebben verzoekers beroep ingesteld. Bij uitspraak van 23 maart 2011 (LAR nr. 2474 van 2010) is het beroep van verzoekers tegen de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2010 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 2 december 2011 (HLAR 50768/11) heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: het Hof) het hoger beroep van verzoekers gegrond verklaard, de uitspraak waarvan hoger beroep vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te geven.
Bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 6 januari 2012 heeft verweerder verzoekers bericht dat hij geen reden ziet om af te wijken van eerder genomen beslissingen en dat in dit verband de beschikking van 11 november 2009 wordt gehandhaafd. Tegen deze nieuwe beslissing op bezwaar hebben verzoekers beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 22 augustus 2012 (LAR nr. 435 van 2012) is de bestreden beslissing op bezwaar van 6 januari 2012 vernietigd en is bepaald dat verweerder binnen twee maanden een nieuwe beslissing op het gemaakte bezwaar dient te nemen.
1.2
Tegen deze uitspraak heeft verweerder hoger beroep ingediend. Bij uitspraak van 28 juni 2013 heeft het Hof de aangevallen uitspraak bevestigd.
1.3
Op 21 november 2012 hebben verzoekers een verzoekschrift ex artikel 53 van de Lar ingediend, waarin zij dit gerecht verzoeken om verweerder te verplichten alsnog gevolg te geven aan bovengenoemde rechterlijke uitspraak van 22 augustus 2012, onder verbeurte van een dwangsom van Afl. 5.000,- per dag of gedeelte van een dag dat verweerder niet aan onderhavige beslissing voldoet, dan wel met toepassing van artikel 47 lid 4 van de Lar zelf in de zaak te voorzien, kosten rechtens.
1.4
De zaak is – na op verzoek van verzoekers te zijn aangehouden in afwachting van de uitspraak in hoger beroep – behandeld ter zitting van 2 september 2013, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden. De uitspraak is bepaald op heden.
1.5
Bij beslissingen van 8 oktober 2013 heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist.

2.DE OVERWEGINGEN

2.1
Op grond van het bepaalde in artikel 53 van de Lar kan het gerecht op verzoek van de wederpartij, het bestuursorgaan dat in gebreke blijft om tijdig een nieuwe beslissing te nemen na vernietiging door het gerecht van een eerdere beslissing, verplichten alsnog gevolg te geven aan die uitspraak, al dan niet onder verbeurte van een dwangsom.
2.2
Bij uitspraak van 22 augustus 2013 – die door het Hof is bevestigd – heeft het gerecht als volgt overwogen:
“(…)
4.2 Bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 6 januari 2012, waartegen het beroep gericht is, heeft verweerder gesteld dat bij de (weder)toekenning van de ingetrokken taxivergunningen wel degelijk sprake is geweest van een aantal objectieve criteria, te weten of de aanvrager eerder hulpchauffeur is geweest, of er – kort gezegd – eerder een verzoek is ingediend, of de verzoeker bij de aanvraag werkloos is en tot slot de leeftijd van de aanvrager. Ter zitting heeft verweerder naar voren gebracht dat bij het ‘vrijkomen’ van vergunningen ook van belang is of de aanvraag voor 1 december 2009 is ingediend of daarna. Voorts heeft verweerder gesteld dat bij gelijke geschiktheid ook naar de bijzondere omstandigheden van het individuele geval wordt gekeken. (…)
4.4.
Uit de bestreden beslissing kan niet worden opgemaakt welk criterium of welke criteria in de weg stonden aan toekenning van de ingetrokken taxivergunningen aan appellanten. Evenmin kan daaruit worden afgeleid of sprake was van gelijke geschiktheid en zo ja, of is onderzocht of er bijzondere omstandigheden zijn. Met de opmerking ter zitting dat ieder van de aanvragers zelf wel weet welke van de criteria aan het toewijzen van zijn aanvraag in de weg stond, miskent verweerder dat algemene beginselen van behoorlijk bestuur voorschrijven dat besluiten op zorgvuldige wijze tot stand dienen te komen en tevens voldoende draagkrachtig dienen te zijn gemotiveerd.
Voorts wordt overwogen dat verweerder het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet inhoudelijk heeft weerlegd. Het gerecht concludeert dan ook dat de bestreden beslissing van 6 januari 2012 niet in stand kan blijven.
2.3
Verweerder heeft elk der verzoekers bij beslissing van 8 oktober 2013 bericht welk criterium of welke criteria in de weg stonden aan de toekenning van een taxivergunning aan die verzoeker. Hiermee heeft verweerder voldaan aan voornoemde uitspraak van dit gerecht van 22 augustus 2013. Het belang van verzoekers bij hun verzoek is hierdoor komen te vervallen. Het verzoek dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4
Nu de kosten van beroepsmatige bijstand van verzoekers ten tijde van het instellen van het verzoek op goede gronden gemaakt zijn, zal verweerder worden verwezen in de kosten.
2.5
Het gerecht overweegt ten overvloede als volgt.
Verzoekers hebben bij brief van 10 oktober 2013 bezwaar gemaakt tegen de handelwijze van verweerder, om – zo begrijpt het gerecht dit bezwaar – alsnog een reële beslissing op het gemaakte bezwaar te nemen, waarbij het gemaakte bezwaar wederom ongegrond wordt verklaard en wederom is geweigerd aan verzoekers een taxivergunning te verlenen. Verzoekers stellen dat zij door het Hof al twee maal in het gelijk zijn gesteld en dat de verweerder “de boel aan het saboteren is” door pertinent te weigeren om appellanten in aanmerking te laten komen voor een taxivergunning. Zij hebben het gerecht verzocht “om conform het petitum in onze zaak recht te spreken en de trucages waarmee de Minister van Toerisme, Transport en Arbeid zich bedient te laten voor wat zij zijn”, waarmee verzoekers kennelijk bedoelen dat de rechter met toepassing van artikel 47 lid 4 van de Lar zelf in de zaak dient te voorzien en moet bepalen –kort gezegd– dat verweerder taxivergunningen aan verzoekers verleent.
2.6
Naar het oordeel van het gerecht miskennen verzoekers met hun bovenvermeld ingenomen standpunt, dat artikel 53 van de Lar een dwangmiddel is waarmee het bestuursorgaan dat in gebreke blijft een beslissing te nemen met inachtneming van de rechterlijke uitspraak, kan worden verplicht om alsnog gevolg te geven aan de uitspraak, al dan niet onder verbeurte van een dwangsom, ofwel om een vergoeding te betalen. De wet biedt geen mogelijkheid aan de rechter om ingevolge artikel 53 van de Lar zelf in de zaak te voorzien, zoals door verzoekers is verzocht.
2.7
Het gerecht overweegt voorts dat het op de voet van artikel 47, lid 4 van de Lar alleen dan zelf in de zaak zal voorzien, in het geval de inhoud van het besluit rechtsreeks uit de wet voortvloeit, bijvoorbeeld indien uitdrukkelijk is aangegeven in welke gevallen een vergunning moet worden geweigerd. Indien de criteria voor weigering naar het oordeel van het gerecht aanwezig zijn, kan het evengoed zelf beslissen dat de vergunning wordt geweigerd. Indien het gerecht heeft geoordeeld dat een vergunning ten onrechte is afgewezen, omdat betrokkene aan alle voorwaarden voldoet, dan is het nog steeds de taak van het bestuursorgaan om een nieuwe beslissing te nemen: in dat geval kan het bestuursorgaan alleen nog maar beslissen tot verlening van de vergunning.
2.8
In dit geval heeft het gerecht noch het Hof geoordeeld dat de taxivergunningen ten onrechte zijn afgewezen omdat de verzoekers aan alle voorwaarden voldoen. Verweerder heeft dan ook met de beslissingen van 8 oktober 2013 juist datgene gedaan wat verzoekers via onderhavige procedure hebben willen bewerkstelligen, namelijk alsnog gevolg geven aan de rechterlijke uitspraak van 22 augustus 2012. Dat de nieuwe beslissingen op bezwaar van 8 oktober 2013 niet het door verzoekers gewenste resultaat heeft opgeleverd, doet hieraan niet af.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het verzoek niet ontvankelijk;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekers voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.000,=.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2013, in aanwezigheid van de griffier.