ECLI:NL:OGEAA:2013:38

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
L.A.R. nr. 2782 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting en inbewaringstelling van vreemdeling met strafrechtelijk verleden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 31 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de bestreden beschikkingen van de procureur-generaal van Aruba. De vreemdeling, die sinds 1995 in Aruba verblijft, was in 2005 veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf wegens doodslag. Na het uitzitten van zijn straf heeft de procureur-generaal zijn uitzetting bevolen, met een verbod om terug te keren voor een periode van acht jaar, en tevens zijn inbewaringstelling ter verzekering van zijn vertrek. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid daarvan.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vreemdeling geen geldige verblijfstitel heeft en dat zijn verblijf in Aruba onwenselijk is vanwege zijn strafrechtelijke verleden. De rechter heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet kan aanspraak maken op een vergunning voor verblijf, omdat een strafrechtelijke veroordeling geen verblijfstitel oplevert. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de belangen van de vreemdeling niet zwaarder wegen dan de belangen van de openbare orde en veiligheid, en dat de bestreden beschikkingen op goede gronden zijn genomen.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek tot schorsing afgewezen, met de overweging dat de vreemdeling bijgestaan wordt door een advocaat die zijn belangen kan behartigen tijdens de behandeling van het bezwaarschrift. De beslissing is genomen zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 31 oktober 2013
L.A.R. nr. 2782 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
gericht tegen:
DE PROCUREUR-GENERAAL VAN ARUBA,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de PG,
vertegenwoordigd door mr. P.G. Blanken.

1.PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 7 oktober 2013 van de (waarnemend) procureur-generaal is de uitzetting van verzoeker met ingang van 1 november 2013 bevolen met verbod terug te keren over een periode van 8 jaren. De PG heeft op diezelfde datum tevens de inbewaringstelling van verzoeker ter verzekering van zijn vertrek bevolen, met ingang van 1 november 2013.
Tegen deze bevelschriften (hierna: de bestreden beschikkingen) heeft verzoeker op 10 oktober 2013 een bezwaarschrift ingediend, waarbij hij heroverweging van de bestreden beschikkingen verzoekt.
Op 18 oktober 2013 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ingediend, strekkende tot schorsing van de bestreden beschikkingen hangende de bodemprocedure.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 oktober 2013, waarbij zijn verschenen, verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en de PG, vertegenwoordigd door de hoofdofficier van justitie, mr. P.G. Blanken.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, voor zover hier van belang indien krachtens deze landsverordening een bezwaarschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
Aan de bestreden beschikking tot uitzetting is ten grondslag gelegd dat verzoeker niet over een geldige verblijfstitel beschikt om in Aruba te mogen blijven terwijl zijn toelating vereist is en dat verzoeker in Aruba een strafbaar feit heeft gepleegd en om die reden zijn verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid niet (langer) wenselijk wordt geacht. Aan de bestreden beschikking tot inbewaringstelling is ten grondslag gelegd dat gegronde vrees bestaat dat verzoeker zich aan zijn vertrek zal trachten te onttrekken.
2.4
Ingevolge artikel 15, lid 1 onder b van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu), kunnen worden uitgezet personen, voor wie ingevolge deze landsverordening toelating is vereist en wier verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid niet wenselijk wordt geacht.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de PG, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge artikel 16 van de Ltu kan in geval van uitzetting door de PG de inbewaringstelling van de betrokkene worden bevolen ter verzekering van het vertrek, indien deze gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien gegronde vrees bestaat, dat de betrokkene zal trachten zich aan zijn vertrek te onttrekken.
2.5
Verzoeker heeft gesteld dat uitvoering van de bestreden beschikkingen onevenredig nadeel voor hem zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Hij heeft langer dan 10 jaar legaal verblijf in Aruba gehad, zodat hij op de voet van artikel 7a van de Ltu in aanmerking komt voor een vergunning voor verblijf. Dat hij nog niet beschikt over deze vergunning ligt aan de overheid, met name het KIA, die verzoeker geen medewerking heeft verleend opdat hij zijn verblijfstatus kon regelen. Verder heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat hij tijdens zijn verblijf in het KIA veel cursussen heeft gevolgd in het kader van zijn resocialisatie, dat zijn trouwplannen met zijn huidige verloofde, een in Aruba genaturaliseerde vrouw van Nederlandse nationaliteit, bijdragen aan de stabiliteit voor zijn terugkeer in de maatschappij, dat hij bijna twintig jaar in Aruba woont en alhier wortel heeft geschoten en dat de bestreden beschikking zijn recht op family life frustreert. Gelet hierop meent verzoeker dat de gegeven motiveringen de bestreden beschikkingen niet kunnen dragen en dat deze vernietigd zullen worden.
Verzoeker heeft tevens aangevoerd dat zijn bezwaarschrift op 5 november 2013 door de bezwaaradviescommissie van de Lar zal worden behandeld en dat het voor hem van bijzonder belang is om bij die behandeling aanwezig te zijn.
2.6
Niet in geschil is dat verzoeker vanaf 1995 in Aruba is toegelaten en dat hij van 1998 tot 2002 en van 2002 tot 2006 telkens was getrouwd met een in Aruba geboren vrouw van Nederlandse nationaliteit, waardoor de Ltu ingevolge artikel 1, lid 1 sub d niet op hem van toepassing was. Ook niet in geschil is dat verzoeker, staande het huwelijk in 2005 strafrechtelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren wegens doodslag en dat hij en zijn toenmalige echtgenote in 2006 zijn gescheiden.
2.7
Verder staat vast dat de bepalingen van de Ltu vanaf 2006 op verzoeker van toepassing zijn en dat hij vanaf die tijd geen geldige verblijfstitel heeft. Anders dan verzoeker heeft betoogd, levert een detentie op grond van een strafrechtelijke veroordeling bij rechterlijke uitspraak, geen verblijfstitel op voor de gedetineerde. Immers, ingevolge artikel 2 van de Ltu wordt toelating tot verblijf van rechtswege toegekend of bij vergunning verleend. Een strafrechtelijke veroordeling is geen van beide. De voorzieningenrechter overweegt dat de omstandigheid dat verzoeker wellicht in 2005 – voordat hij strafrechtelijk is veroordeeld – in aanmerking kwam voor een vergunning voor onbepaalde tijd, in de volksmond “firma liber” genoemd, niet wil zeggen dat hij recht heeft op deze vergunning dan wel nog steeds hiervoor in aanmerking komt.
2.8
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de PG – dat is de persoon die als zodanig is benoemd alsmede degene(n) die de functie van PG waarnemen bij afwezigheid van de tot PG benoemde persoon of bij ontstentenis van een dergelijke persoon – ex artikel 15, eerste lid aanhef en onder b, Ltu bevoegd is de uitzetting en ter verzekering daarvan de inbewaringstelling te gelasten. In dit geval mocht de PG ook redelijkerwijze gebruik maken van deze bevoegdheid, nu verzoeker geen geldige verblijfstitel heeft en hij wegens het plegen van een ernstig misdrijf is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf van twaalf jaar, waardoor zijn verblijf in Aruba met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid redelijkerwijze als onwenselijk kan worden beschouwd. De door verzoeker aangevoerde omstandigheden – zijn langdurig verblijf hier te lande en zijn trouwplannen – nemen niet weg dat een voortgezet verblijf in Aruba redelijkerwijze onwenselijk kan worden gevonden vanwege zijn strafrechtelijke verleden. De voorzieningenrechter overweegt verder dat tussen verzoeker en zijn verloofde geen family-life, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, bestaat, zodat de uitzetting en de inbewaringstelling ter verzekering van het vertrek geen strijd opleveren met die verdragsbepaling.
2.9
Nu voorts niet is gebleken dat de beschikkingen strijdig zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel of enig ander beginsel van behoorlijk bestuur, luidt het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet kan worden gezegd dat de bestreden beschikkingen niet op goede gronden tot stand zijn gekomen. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat een aanmerkelijke kans bestaat dat het bezwaarschrift van verzoeker gericht tegen de bestreden beschikkingen ongegrond zal worden verklaard.
2.1
Blijft nog over de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikkingen onevenredig nadeel voor verzoeker met zich mee zou brengen omdat hij dan niet aanwezig kan zijn bij de behandeling van zijn bezwaarschrift bij de bezwaaradviescommissie. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen beantwoordt de voorzieningenrechter deze vraag ontkennend. Daarbij weegt mee dat verzoeker wordt bijgestaan door een advocaat die bij de behandeling van het bezwaarschrift terdege de belangen van verzoeker kan behartigen.
2.11
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat voor een schorsing van de bestreden beschikkingen geen aanleiding bestaat. Ook voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLSSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 oktober 2013 in aanwezigheid van de griffier.