Vonnis van 9 november 2011
K.G. no. 2519 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
de naamloze vennootschap MEDIPLUS N.V., gevestigd te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Mediplus,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
1. [gedaagde sub 1], wonende te Aruba,
2. De naamloze vennootschap BOTICA DAKOTA N.V., gevestigd te Aruba,
GEDAAGDEN, hierna respectievelijk ook te noemen: [gedaagde sub 1] en Botica Dakota,
gemachtigden: de advocaten mr. H.F. Falconi en mr H.G. Figaroa.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 19 oktober 2011;
- het proces-verbaal van behandeling ter openbare terechtzitting op 28 oktober 2011, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd. Daarbij zijn door partijen stukken overgelegd welke op voorhand tijdig werden toegezonden.
2.1 [gedaagde sub 1] is directeur/eigenaar van Botica Dakota. Onder gelijke naam wordt een apotheek gedreven.
2.2 Tussen partijen hebben gesprekken plaatsgevonden over de verkoop en koop van Botica Dakota. Die gesprekken vonden (onder meer) plaats op 1 en 8 september 2011. Daarvan zijn op 9 september 2011 (concept) notulen opgemaakt, waarin sprake is van een door Mediplus te betalen garantiesom van Afl. 250.000,00 voor het inzien van de boeken van Botica Dakota. Partijen komen diezelfde dag overeen dat de garantiesom zal worden verlaagd naar Afl. 100.000,00 en dat de notulen in dat opzicht moeten worden aangepast. Dat resulteert in de volgende, door partijen ondertekende notulen:
2.3 Op 20 september 2011 zijn partijen nader overeen gekomen dat de garantiesom uiterlijk op 21 september 2011 mag worden voldaan.
2.4 Op 21 september 2011 heeft Mediplus een bankerscheque overhandigd aan [gedaagde sub 1] ter waarde van de overeengekomen garantiesom en heeft daarop de jaarstukken ontvangen.
2.5 Op 22 september 2011 heeft de raadsman van [gedaagde sub 1] en Botica Dakota laten weten een week extra nodig te hebben. Op diezelfde dag werd namens [gedaagde sub 1] en Botica Dakota een andere partij als volgt bericht:
<small>‘Met referte aan het bovenvermelde onderwerp [<i>opmerking gerecht: Onderhandelingen koop Botica Dakota N.V.</i>], moge ik u conform afspraak informeren dat de andere geïnteresseerde koper reeds de eerste stap tot koop heeft genomen.
Zoals afgesproken en u nader bekend is, worden daarbij andere geïnteresseerde kopers geïnformeerd dat de onderhandelingen voorlopig worden gestaakt
Mochten de onderhandelingen met deze koper alsnog staak lopen, zal ik u hieromtrent berichten opdat u alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld tot de koop van de Botica in kwestie.’ </small>
2.6 Bij e-mail van 28 september 2011 hebben [gedaagde sub 1] en Botica Dakota laten weten Botica Dakota ‘om hem moverende redenen’ niet meer te verkopen.
2.7 Op 5 oktober 2011 heeft Deloitte laten weten dat de gegeven cijfers overeenstemmen met de jaarstukken.
2.8 Mediplus heeft [gedaagde sub 1] en Botica Dakota bij brief van 17 oktober 2011 gesommeerd om – kort gezegd – de overeenkomst zoals neergelegd in de notulen van 12 september 2011 na te komen. Aan deze sommatie hebben [gedaagde sub 1] en Botica Dakota niet voldaan.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 Mediplus vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en Botica Dakota zal:
1. veroordelen tot levering van de aandelen in Botica Dakota aan Mediplus of een door deze aan te wijzen persoon, zulks uiterlijk op 31 december 2011 tegen betaling vaneen bedrag van Afl. 2.800.000,00;
2. verbieden de aandelen in Botica Dakota aan een derde aan te bieden, te verkopen of te leveren of te bezwaren, dan wel enige andere obligatoire en of zakenrechtelijke rechtshandeling met betrekking tot deze aandelen aan te gaan met een ander dan Mediplus, daaronder begrepen het onderhandelen omrent een obligatoire en of zakenrechtelijke rechtshandeling met betrekking tot deze aandelen en [gedaagde sub 1] te gebieden aantekening te maken van dat verbod in het aandeelhoudersregister van Botica Dakota;
3. veroordelen tot voldoening van een direct opeisbare dwangsom van Afl. 250.000,00 per dag of een deel daarvan dat [gedaagde sub 1] en Botica Dakota met het voorgaande geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven;
4. veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Mediplus vordert daarnaast dat het gevorderde zoals hierboven weergeven onder 2 en 3 zal worden toegewezen bij wijze van ordemaatregel.
3.3 [gedaagde sub 1] en Botica Dakota voeren verweer stekkende tot niet ontvankelijk verklaring van Mediplus, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen.
3.4 Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
4.1 Na betwisting van het spoedeisend belang door [gedaagde sub 1] en Botica Dakota heeft Mediplus gesteld dat indien de door haar gestelde overeenkomst niet gestand wordt gedaan Botica Dakota mogelijk aan een andere partij wordt verkocht, zodat voor haar onherstelbare schade optreedt. Hiermee is naar het oordeel van het gerecht het spoedeisend belang gegeven.
4.2 De gevraagde ordemaatregel zal worden afgewezen. Voorop wordt gesteld dat terughoudendheid wordt betracht bij het geven van een ordemaatregel gedurende een kort geding, waarmee ook al in een spoedprocedure is voorzien. Zo’n maatregel wordt in beginsel slechts gegeven in bijzondere en bijzonder spoedeisende gevallen, waarin onomkeerbaar - niet in schadevergoeding compenseerbaar - nadeel dreigt en niet gewacht kan worden op de uitslag van het aanhangige kort geding. Gesteld noch gebleken is dat hier sprake is van zo’n een bijzonder geval, terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat de gevraagde voorzieningen dermate spoedeisend zijn dat een vonnis in kort geding niet kan worden afgewacht.
4.3 De vraag die thans ter beoordeling voorligt is of voldoende aannemelijk is dat een rechter in een eventueel nog te voeren bodemprocedure van oordeel zal zijn dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die partijen moeten nakomen. Naar het oordeel van het gerecht is dat niet het geval. Mediplus stelt dat een overeenkomst tot stand is gekomen die volgens haar is vastgelegd in de notulen van 12 september 2011 (zie 2.2). Anders dan Mediplus is het gerecht van oordeel dat uit de notulen niet zonder meer blijkt dat sprake is van de overeenkomst zoals door Mediplus gesteld. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.4 Dat de notulen door partijen zijn ondertekend betekent zonder meer nog niet dat een overeenkomst tot stand is gekomen over de verkoop van Botica Dakota. Notulen vormen slechts de vastlegging van hetgeen is besproken en ondertekening daarvan behelst in de regel dan ook niet meer dan dat wordt ingestemd met de notulen als weergave van hetgeen is besproken. Notulen zullen dan ook slechts een overeenkomst behelzen als dit uit die notulen blijkt. Voorlopig wordt geoordeeld dat de (door partijen goedgekeurde) tekst en inhoud van de notulen niet tot het oordeel leidt dat sprake is van een overeenkomst zoals door Mediplus gesteld. Nergens in de notulen staat impliciet of expliciet dat tussen partijen overeenstemming bereikt is over het voorwerp van de overeenkomst (de Botica met of zonder gebouw): in de notulen staat slechts dat Mediplus ‘vooralsnog’ het gebouw niet wenst te kopen. Ook blijkt niet uit de notulen dat een prijs is overeengekomen: er wordt slechts letterlijk een vraagprijs genoemd inclusief het gebouw van de apotheek en een vraagprijs exclusief het gebouw. Nergens staat of blijkt dat Mediplus akkoord is gegaan met die vraagprijs. Op één onderdeel blijkt uit de notulen dat wèl sprake is van een overeenkomst tussen partijen. De notulen vermelden letterlijk dat ‘is overeengekomen’ dat Mediplus ter garantie Afl. 100.000,00 zal storten waarbij dat garantiebedrag ongeacht de uitkomst voor Botica Dakota is. Blijkens de notulen is dit overeengekomen om inzage te kunnen krijgen in de boeken van Botica Dakota. Anders dan Mediplus voorstaat blijkt ook niet uit de notulen dat indien de boeken kloppen met de door [gedaagde sub 1] opgegeven cijfers, sprake is van een overeenkomst (aldus een overeenkomst onder opschortende voorwaarde) tussen partijen en dat het Mediplus derhalve niet meer vrijstond over de vraagprijs te onderhandelen en dus ook dat het [gedaagde sub 1] en Botica Dakota niet meer vrij stond hun aanbod in te trekken.
4.5 Mediplus voert aan dat [gedaagde sub 1] op verschillende momenten zou hebben gezegd ‘nu is het van jou’, waarin zij een bevestiging ziet van het bestaan van de overeenkomst. Nog daargelaten dat op dat moment voor Mediplus nog helemaal niet duidelijk was of de door [gedaagde sub 1] gegeven cijfers klopten, gaat Mediplus met deze stelling eraan voorbij dat het niet aan [gedaagde sub 1] was om een van de aanbiedingen te accepteren (kort gezegd de apotheek met of zonder gebouw), maar dat dit aan Mediplus was. Op geen enkele manier blijkt dat, zoals Mediplus stelt, zij het aanbod van [gedaagde sub 1] en Botica Dakota heeft aanvaard, vóórdat [gedaagde sub 1] en Botica Dakota bij brief van 28 september 2011 hebben laten weten de apotheek niet meer te willen verkopen.
4.6 Dat moet worden geoordeeld dat voorlopig onvoldoende aannemelijk is dat de door Mediplus gestelde tot stand is gekomen, volgt naar het oordeel van het gerecht ook uit de omstandigheid dat [gedaagde sub 1] en Botica Dakota ook na 12 september 2011 met een andere geïnteresseerde partij zijn blijven onderhandelen, terwijl dit ook bij Mediplus bekend was. [gedaagde sub 1] en Botica Dakota hebben steeds duidelijk gemaakt dat hun aanbod alleen gold voor de partij die als eerste met de garantiesom over de brug zou komen. Dat het storten van de garantiesom moet worden gezien als het aanvaarden van dat aanbod blijkt niet uit de notulen. Dit is voorshands ook niet aannemelijk, omdat Mediplus eerst na het storten van de garantiesom inzage zou krijgen in de boeken van Botica Dakota en zij derhalve eerst dan met zekerheid wist waarover zij onderhandelde. Ook uit de omstandigheid dat na het storten van de garantiesom de andere geïnteresseerde partij werd afgezegd, betekent naar voorlopig oordeel nog niet dat dus sprake was van een overeenkomst met Mediplus. Niet alleen blijkt uit de brief aan de andere partij dat daarmee de onderhandelingen ‘voorlopig worden gestaakt’, maar [gedaagde sub 1] en Botica Dakota hebben ook onweersproken aangevoerd dat zij niet wilden dat de cijfers van Botica Dakota op straat kwamen te liggen, zodat zij er belang bij had het verstrekken van de boeken te beperken tot alleen die partij die zich werkelijk geïnteresseerd had getoond door als eerste de garantiesom te verstrekken. Ook hieruit valt derhalve niet af te leiden dat een overeenkomst tot stand is gekomen.
4.7 Mediplus stelt nog dat zij op 21 september 2011 aan [gedaagde sub 1] heeft gevraagd in te stemmen met een verlaging van de koopprijs naar Afl. 2.700.000,00 en dat [gedaagde sub 1] daarmee mondeling heeft ingestemd. Dit wordt betwist door [gedaagde sub 1]. Omdat voor verdere bewijslevering op dit punt in de onderhavige procedure geen plaats is, is voorshands niet aannemelijk dat op dat moment overeenstemming is bereikt over de koopprijs.
4.8 De slotsom van het voorgaande is dan ook dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de overeenkomst zoals door Mediplus is gesteld tot stand is gekomen. Voor nadere bewijslevering op dit punt is in de onderhavige procedure geen plaats.
4.9 Mediplus heeft, voor het geval niet wordt geoordeeld dat sprake is van een overeenkomst, subsidiair nog aangevoerd dat het afbreken van de onderhandelingen jegens haar onrechtmatig is geweest. Zij stelt dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de overeenkomst tot stand zou komen, zodat het eenzijdig afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar moet worden geacht naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Deze grondslag behoeft geen inhoudelijke beoordeling, omdat het gestelde niet tot toewijzing van de vorderingen kan leiden. Zou immers worden geoordeeld dat de onderhandelingen onrechtmatig zijn afgebroken, dan betekent dit dat de overeenkomst niet tot stand is gekomen en dat er geen titel tot levering van de aandelen bestaat, zodat een veroordeling in die zin dan niet aan de orde is. Ook het gevraagde verbod om – kort gezegd – de aandelen in Botica Dakota aan een derde aan te bieden komt niet voor toewijzing in aanmerking. Het gestelde onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen – wat daar ook van zij – door [gedaagde sub 1] en Botica Dakota leidt mogelijk tot schadeplichtigheid jegens Mediplus, maar niet valt in te zien waarom zij, nu van een overeenkomst geen sprake is en de onderhandelingen (al dan niet rechtmatig) zijn afgebroken, de aandelen niet aan een derde zou mogen aanbieden.
4.10 Mediplus zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Botica Dakota gezamenlijk begroot op: Afl. 1.500,00.
De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Mediplus in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Botica Dakota gezamenlijk begroot op Afl. 1.500,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 9 november 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.