Vonnis van 12 oktober 2011
Behorend bij AR no. 2559 van 2010
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
de naamloze vennootschap ARUBA SECURITY & CRIME PREVENTION N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: AS&CP,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
1. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1],
gemachtigde: mr. D.L. Emerencia,
2. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2],
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed,
3. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3],
gemachtigde: mr. M.B. Boyce,
4. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 4],
procederende in persoon,
5. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 5],
gemachtigde: mr. D.M. Passchier,
6. [ ], wonende te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde sub 6],
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
GEDAAGDEN.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 september 2011 ter griffie ingediende verzoekschrift;
- ter rolle van 27 oktober 2010 heeft AS&CP haar eis tegen [gedaagde sub 6] ingetrokken. [gedaagde sub 6] heeft daarop gereageerd met het verzoek om een kostenveroordeling in verband met reeds verleende rechtsbijstand;
- de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 1],
- de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 2],
- de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 3],
- de conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5],
- de conclusies van repliek,
- de contra-akte aan de zijde van AS&CP tegen [gedaagde sub 6],
- de conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde sub 1],
- de conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde sub 2],
- de conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde sub 3],
- de conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde sub 5].
Vervolgens is vonnis verzocht.
2.1 Op 30 november 2009 heeft bij AS&CP een roofoverval plaatsgevonden, waarbij Afl. 859.793,75 werd buitgemaakt.
2.2 Gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn op 8 oktober 2010 veroordeeld voor het (mede)plegen van de overval. [gedaagde sub 2] is op diezelfde dag veroordeeld voor witwassen van bij de overval buitgemaakte gelden.
2.3 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn van de vonnissen van 8 oktober 2010 in hoger beroep gegaan, de andere gedaagden niet.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 AS&CP vordert dat het gerecht gedaagden bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, zal veroordelen tot betaling van Afl. 859.793,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het verzoekschrift tot aan de voldoening, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2 Gedaagden voeren verweer, strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van AS&CP, dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van AS&CP in de proceskosten.
3.3 Op de grondslagen van de vordering en de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
4.1 AS&CP stelt dat op 30 november 2009 een roofoverval bij haar heeft plaatsgevonden waarbij een bedrag van Afl. 859.793,75 is gestolen. De gedaagden zijn volgens AS&CP verdachten van de overval. De gedaagden hebben afzonderlijk van elkaar op de vordering gereageerd. De beoordeling zal daarom per gedaagde worden behandeld. Wel geldt voor iedere gedaagde dat AS&CP het gerecht heeft verzocht kennis te nemen van de hen betreffende strafdossiers. Dit verzoek vindt echter geen steun in het recht, zodat het om die reden wordt afgewezen.
4.2 [gedaagde sub 1] erkent op 8 oktober 2010 schuldig te zijn bevonden aan het (mede)plegen van de overval, maar hij ontkent schuldig te zijn en is in hoger beroep gegaan. Aan het vonnis waarin [gedaagde sub 1] niet onherroepelijk is veroordeeld, komt weliswaar vrije bewijskracht toe, maar noch dit vonnis, noch enig ander stuk uit de strafzaak, is overgelegd. Na de betwisting door Gumbs heeft AS&CP aan haar stellingen slechts toegevoegd dat blijkens een – door AS&CP overgelegd – krantenartikel drie medeverdachten [gedaagde sub 1] hebben aangewezen als één van de personen die de overval hebben gepland. Gelet op de betwisting door [gedaagde sub 1], die hij bij dupliek heeft herhaald, heeft AS&CP haar vordering onvoldoende onderbouwd en niet aan haar stelplicht voldaan. De vorderingen jegens [gedaagde sub 1] zullen om die reden worden afgewezen en AS&CP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot op: Afl. 7.600,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief Afl. 3.800,00).
4.3 Ook voor [gedaagde sub 2] geldt dat zij haar betrokkenheid bij de overval heeft ontkend en dat zij tegen het vonnis waarbij zij is veroordeeld wegens witwassen in hoger beroep is gegaan. Tegenover die ontkenning heeft AS&CP slechts ingebracht dat drie mede verdachten [gedaagde sub 2] in het strafproces hebben aangewezen als één van degenen die de overval hebben gepland, waarbij AS&CP verwijst naar een krantenartikel waarin de strafzaak wordt beschreven. Gelet op de betwisting door [gedaagde sub 2] heeft AS&CP aldus onvoldoende gesteld om tot toewijzing van de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] te kunnen overgaan. AS&CP zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] begroot op: Afl. 7.600,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief Afl. 3.800,00).
4.4 [gedaagde sub 3] heeft niet betwist de overval te hebben gepleegd, zodat hij in beginsel aansprakelijk is voor de daarvoor ontstane schade van AS&CP. [gedaagde sub 3] voert aan dat hij gedwongen werd om mee te doen aan de overval en dat hij zijn deel van het buit gemaakte geld moest afstaan ter waarborging van het leven van zijn dochters. [gedaagde sub 3] stelt om die reden ook strafvermindering te hebben gekregen. Verder heeft [gedaagde sub 3] nog aangevoerd dat de overval mede aan AS&CP kan worden toegerekend, omdat zij onvoldoende maatregelen zou hebben genomen ter preventie van de overval. AS&CP heeft de stellingen van [gedaagde sub 3] betwist, waarna [gedaagde sub 3] zijn stellingen slechts heeft herhaald onder verwijzing naar het door AS&CP overgelegde krantenartikel, maar hij heeft de stellingen niet nader geconcretiseerd, bijvoorbeeld door overlegging van het strafvonnis waaruit, zoals hij stelt, blijkt dat hij om die reden strafvermindering heeft gekregen of door overlegging van verklaringen uit het strafrechtelijke procesdossier waarmee [gedaagde sub 3] zijn verweer zou kunnen onderbouwen. Ook heeft [gedaagde sub 3] geen concreet bewijsaanbod gedaan op deze punten. Aan zijn verweer wordt daarom als onvoldoende concreet voorbijgegaan en aan een bewijsopdracht op deze punten wordt niet toegekomen.
4.5 Dit alles leidt tot het oordeel dat [gedaagde sub 3] jegens AS&CP een onrechtmatige daad heeft gepleegd die hem kan worden toegerekend. [gedaagde sub 3] is derhalve ook gehouden de schade te vergoeden die AS&CP als gevolg daarvan heeft geleden. Die schade betreft het volledige buitgemaakte bedrag van Afl. 859.793,75, nu deze schade het rechtstreekse gevolg is van de overval, zodat voldaan is aan het vereiste oorzakelijke verband tussen de schade van AS&CP en de onrechtmatige daad van [gedaagde sub 3] (6:162 en 6:98 BW). Uit artikel 6:102 lid 1 eerste volzin BW volgt dat [gedaagde sub 3] hoofdelijk verbonden is tot vergoeding van de door AS&CP geleden schade, zodat hij voor die gehele schade aansprakelijk is. Dat elk van de verdachten slechts een deel van de schade hebben veroorzaakt, zoals [gedaagde sub 3] aanvoert, en dat elke overvaller Afl. 155.000,00 zou hebben ontvangen en niet Afl. 859.793,75, doet gelet op het voorgaande aan die hoofdelijke aansprakelijkheid niet af. [gedaagde sub 3] heeft nog aangevoerd dat AS&CP verzekerd is zodat hij om die reden niet gehouden is het gevorderde aan AS&CP te vergoeden. AS&CP heeft daartegen echter ingebracht dat de verzekeraar weigert tot uitkering over te gaan, waarna [gedaagde sub 3] zijn verweer niet heeft gehandhaafd en onderbouwd, zodat ook daaraan wordt voorbij gegaan.
4.6 De slotsom van het voorgaande is dat [gedaagde sub 3] zal worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de vordering ook in zoverre zal worden toegewezen.
<i>[gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]</i>
4.7 [gedaagde sub 5] stelt te procederen krachtens een bewijs van onvermogen, welk bewijs ook is overgelegd. Kennelijk verzoekt [gedaagde sub 5] aldus impliciet kosteloos te mogen procederen. Dit verzoek zal worden toegestaan.
4.8 [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hebben niet betwist de overval te hebben gepleegd zodat vaststaat dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens AS&CP. [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hebben beiden aangevoerd dat zij al strafrechtelijk zijn veroordeeld, zodat een civielrechtelijke veroordeling zou leiden tot een dubbele veroordeling. Met dit verweer gaan zij eraan voorbij dat de strafrechtelijke veroordeling wegens het (mede)plegen van de overval geen betrekking heeft op de civielrechtelijke verplichting tot vergoeding van de door het slachtoffer van hun strafbare handelen geleden schade. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 6:162 BW. Uit artikel 6:102 lid 1 eerste volzin BW volgt verder dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk verbonden zijn tot vergoeding van de door AS&CP geleden schade, zodat zij voor die gehele schade aansprakelijk zijn.
4.9 [gedaagde sub 5] heeft nog aangevoerd dat de schade die AS&CP stelt te hebben geleden in het geheel niet is onderbouwd. Daarnaast verzoekt [gedaagde sub 5] het gerecht gebruikt te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de schadevergoeding te verminderen, omdat dit anders zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen. Omdat [gedaagde sub 5] deze verweren pas bij dupliek heeft aangevoerd, zijn zij te laat naar voren gebracht. Er zal dan ook aan worden voorbijgegaan.
4.10 Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de vordering ook in zoverre zal worden toegewezen.
<i>Proceskosten AS&CP i.v.m. [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]</i>
4.11 [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] & [gedaagde sub 5] zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van AS&CP. AS&CP heeft gevorderd dat daarbij rekening wordt gehouden met het door haar gelegde beslag. Nog daargelaten dat AS&CP geen stukken met betrekking tot het beslag heeft overgelegd, is het beslag blijkens het verzoekschrift slechts gelegd ten laste van [gedaagde sub 1], zodat met de beslagkosten geen rekening kan worden gehouden. De proceskosten worden aan de zijde van AS&CP tot op heden aldus begroot op:
<i>Proceskosten [gedaagde sub 6]</i>
4.12 AS&CP heeft haar eis tegen [gedaagde sub 6] ter rolle van 27 oktober 2010 ingetrokken. De raadsman van [gedaagde sub 6] heeft daarop verzocht om een kostenveroordeling van AS&CP. AS&CP heeft zich daartegen verzet, stellende dat [gedaagde sub 6] nog geen kosten heeft gemaakt. AS&CP gaat er daarbij echter aan voorbij dat zij eerst ter rolle haar eis heeft ingetrokken, dat de raadsman van [gedaagde sub 6] daar is verschenen en dat hij aldaar heeft verzocht om een kostenveroordeling. Doordat AS&CP niet eerder heeft afgezien van het instellen van een vordering tegen [gedaagde sub 6] heeft hij aldus kosten moeten maken. Het gerecht waardeert deze kosten naar redelijkheid en billijkheid op een half punt van het liquidatietarief, zijnde Afl. 1.900,00 (0,5 punt x tarief Afl. 3.800,00).
De rechter in dit gerecht, recht doende:
- staat [gedaagde sub 5] toe kosteloos te procederen;
- veroordeelt [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] om tegen kwijting aan AS&CP te betalen het bedrag van Afl. 859.793,75 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 september 2010 tot aan de voldoening;
- veroordeelt AS&CP tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1], tot op heden begroot op: Afl. 7.600,00;
- veroordeelt AS&CP tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2], tot op heden begroot op: Afl. 7.600,00;
- veroordeelt [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van AS&CP, tot op heden begroot op: Afl. 15.673,00;
- veroordeelt AS&CP tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 6], tot op heden begroot op: Afl. 1.900,00;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 oktober 2011 in aanwezigheid van de griffier.