ECLI:NL:OGEAA:2011:BR6563
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot aanpassing kinderalimentatie op basis van indexering door het Land Aruba
In deze Arubaanse zaak vordert de moeder dat het Land Aruba de indexering van de kinderalimentatie toepast op grond van artikel 1:402a BW, zodat de hoogte van de door haar te ontvangen kinderalimentatie wordt aangepast. De moeder stelt dat het uitblijven van indexeringen schade berokkent aan financieel kwetsbare gezinnen. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelt dat van het Land voortvarendheid mag worden verlangd en veroordeelt het Land om het percentage voor de indexering vast te stellen per 1 januari van elk jaar, te beginnen op 1 januari 2007, onder verbeurte van een dwangsom.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 december 2010 werd ingediend. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, heeft aangevoerd dat zij als gevolg van het uitblijven van de indexering schade lijdt, aangezien zij de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen draagt. De vader, die vanaf 1 februari 2006 een bijdrage van Afl 200 per kind per maand betaalt, heeft niet tijdig de alimentatie geïndexeerd, wat leidt tot een te grote financiële last voor de moeder.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de burgerlijke rechter kennis kan nemen van de vordering, die is gebaseerd op onrechtmatige daad. Het Land heeft verweer gevoerd, maar het Gerecht oordeelt dat de moeder voldoende belang heeft bij haar vordering. Het Gerecht wijst erop dat het Land zijn verplichtingen niet kan ontlopen door te stellen dat er geen betrouwbare gegevens zijn voor de loonontwikkeling. De wet biedt de mogelijkheid om de indexering met terugwerkende kracht vast te stellen, en het Gerecht benadrukt dat het Land niet kan beslissen om de wet niet uit te voeren.
Uiteindelijk verklaart het Gerecht de moeder niet-ontvankelijk voor vorderingen die betrekking hebben op indexeringen vóór 1 januari 2007, maar veroordeelt het Land om de indexering per 1 januari 2007 vast te stellen en legt dwangsommen op voor niet-nakoming. Het vonnis is uitgesproken door mr. H.E. de Boer op 24 augustus 2011.