Vonnis van 12 november 2008
K.G. no. 3497 van 2008
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[eiser] te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr D.G. Kock,
de naamloze vennootschap ARUBA AIRPORT AUTHORITY te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: AAA,
gemachtigde: de advocaat mr P.R.C. Brown.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 17 oktober 2008;
- het proces-verbaal van behandeling ter openbare terechtzitting op 3 november 2008, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd.
2.1 [eiser] heeft in een brief van 2 juni 1995 (productie 1 van AAA) aan de toenmalige Luchthavenmeester geschreven dat hij in aanmerking wilde komen voor een benoeming in "<i>accounting, financing and or any position that is suitable to my qualification</i>". Op het bij de sollicitatiebrief gevoegde curriculum vitae (hierna: cv) heeft [eiser], onder het kopje <i>Education</i>, onder meer vermeld: “<i>Bachelor of Business Administration Degree in Management, Western States University, Doniphan, Missouri, USA (1994)</i>.” Op een sollicitatieformulier d.d. 5 juni 1995 van de Luchthavendienst heeft [eiser], onder het kopje <i>Opleiding</i>, onder meer ingevuld: “(van) <i>1993</i> (tot) <i>1994 Western States University Missouri USA Bachelor of Business Adm. Mngt</i>.”
2.2 [eiser] is per 1 januari 1996 benoemd tot financieel administrateur bij de Luchthavendienst (overheidsdienst). Op 1 januari 1997 is [eiser] in het kader van de privatisering van de luchthaven in dienst getreden van AAA. Enkele jaren later heeft hij aan de personeelsadministratie van AAA een kopie gegeven van een op zijn naam gestelde bul van de Saint Regis University ter zake van een studie <i>Master of Business Administration in Management</i>.
2.3 Bij brief van 1 september 2008 (productie 1 bij eis) heeft AAA aan [eiser] geschreven dat zij het dienstverband met [eiser] met onmiddellijke ingang beëindigt, omdat de Western States University en de Saint Regis University geen geaccrediteerde onderwijsinstellingen zijn, [eiser] de twee bullen heeft verkregen zonder daarvoor een opleiding te volgen en [eiser] “<i>aan AAA grote schade heeft berokkend door willens en wetens en tot twee keer een beroep te doen op diploma’s die evident misleidend zijn</i>”. Bij brief van 9 oktober 2008 heeft [eiser] de nietigheid van het ontslag aangevochten en heeft hij aangeboden om zijn werk te hervatten.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 [eiser] vordert, samengevat, dat het gerecht:
- AAA zal bevelen om zijn loon vanaf 1 september 2008 door te betalen;
- AAA zal gelasten om hem weer te werk te stellen in zijn laatst vervulde functie;
- AAA zal veroordelen in de proceskosten.
Volgens [eiser] leveren de door AAA voor het ontslag aangedragen redenen geen dringende reden op in de zin van artikel 1615o lid 1 BW, nu hij zich niet aan misleiding heeft schuldig gemaakt. Hij wijst er in dit kader op dat hij nooit heeft gezegd dat de twee diploma’s vergelijkbaar zijn met diploma’s van geaccrediteerde universiteiten, dat AAA daar nooit naar heeft gevraagd en dat AAA (of de Luchthavenmeester) onderzoek naar de waarde daarvan had moeten uitvoeren, indien zij (hij) dat zo belangrijk vindt.
3.2 AAA concludeert dat het gerecht [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen, althans die vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. AAA houdt vast aan de in de ontslagbrief opgegeven redenen en voegt daaraan toe dat [eiser] het op grond van de <i>bachelor’s degree</i> te verwachten HBO niveau in praktijk niet haalde.
4.1 Van spoedeisend belang bij de hervatting van de loonbetalingen en de tewerkstelling is gebleken.
4.2 [eiser] heeft in zijn sollicitatiebrief van 1995 de titel <i>bachelor</i> gebruikt als een door hem behaalde graad. Hij heeft ook in zijn cv en in zijn sollicitatieformulier vermeld in het bezit te zijn van een <i>bachelor’s degree</i>. Volgens het sollicitatieformulier heeft hij dat diploma gehaald door in 1993/1994 een opleiding te volgen. Op de puntenlijst, die kennelijk bij dat diploma hoort, staan meer dan twintig <i>Courses</i>, in welke vakken [eiser] blijkens dat formulier telkens een <i>Grade</i> heeft gehaald waaraan (afstudeer)punten waren gekoppeld: de <i>credits</i>. In werkelijkheid heeft hij echter niet méér hoeven te doen dan de elders door hem behaalde diploma’s aan de Western States University toe te sturen, samen met een zelf vervaardigd overzicht van zijn werkervaring en een geldbedrag. De prestaties die hij volgens hem voor de <i>bachelor’s degree</i> heeft verricht staan reeds elders op zijn cv; het diploma voegt daaraan in werkelijkheid niets toe.
4.3 Door onder deze omstandigheden geen nadere mededelingen over de werkelijke waarde van het diploma te doen heeft [eiser] bij de Luchthavenmeester de valse indruk opgewekt dat hij door eigen studie in een functie in accounting op een HBO-niveau kan functioneren. Onder deze omstandigheden rustte er op [eiser] namelijk een mededelingsplicht. De Luchthavenmeester is blijkens de door AAA overgelegde kopie van diens brief van 29 november 1995 aan de minister bij zijn beslissing om [eiser] voor de benoeming voor te dragen afgegaan op die valse schijn. [eiser] heeft dus zijn functie verkregen mede doordat hij zich ten onrechte, in strijd met de waarheid, uitgaf voor <i>bachelor in business administration</i>.
4.4 [eiser] heeft vervolgens, kennelijk in 1999, een diploma aan AAA overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat hij in <i>accounting</i> een universitair niveau heeft, maar welk diploma even waardeloos is als de <i>bachelor’s degree</i>. Hoewel niet aannemelijk is dat het overleggen van dit diploma de financiële schade voor AAA heeft vergroot AAA wist op dat moment op welk niveau [eiser] presteerde, en heeft, zoals hieronder toegelicht, [eiser]’ functie-inhoud meermalen naar beneden bijgesteld, overigens zonder dat dit zijn salaris beïnvloedde neemt dat niet weg dat aan [eiser], naar nu pas is gebleken, verweten kan worden dat hij wederom heeft geprobeerd een valse schijn over zijn kwaliteiten op te roepen. Hier komt bij dat de heer De Kool, ‘chef’ van [eiser], een keer in het kader van een functioneringsgesprek aan [eiser] heeft laten blijken van zijn bewondering voor of verbazing over het feit dat [eiser], naast diens fulltime baan bij AAA, de - zware - studie aan de Saint Regis University met succes heeft weten te voltooien. [eiser] had daarop moeten reageren door de waarheid te vertellen, maar heeft dat niet gedaan.
4.5 [eiser] weerspreekt niet dat de inhoud van zijn werk in de loop der jaren meermalen is gewijzigd, maar stelt dat zijn werk min of meer gelijkwaardig bleef. Uit de namen van de door hem beklede functies wordt echter aannemelijk dat AAA op dit punt gelijk heeft: dat het werk als Manager Administration, dat hij bij de start van zijn loopbaan bij AAA deed, op hetzelfde niveau ligt als dat van de Purchasing Officer in hetzelfde bedrijf heeft een betere onderbouwing nodig. De meeste van de in de tussentijd plaatsgevonden veranderingen in de naam van [eiser]’ functie wekken in sterke mate de indruk dat de verantwoordelijkheden afnamen. Hieruit blijkt dat [eiser]’ prestaties achterbleven bij de (mede) door het overleggen van het <i>bachelor’s degree</i> gewekte verwachtingen. Het feit dat de beoordelingen, die [eiser] in zijn latere functies kreeg, niet uitgesproken negatief waren is niet maatgevend: deze hebben betrekking op de lagere functies, waarin geen <i>bachelor</i> niveau wordt verlangd.
4.6 Tevens is voorshands aannemelijk dat AAA nadeel heeft ondervonden van het misbruik van de twee diploma’s. [eiser]’ salaris is bij de aanvang van zijn loopbaan, althans in elk geval per januari 1997, op een te hoog bedrag vastgesteld en is daarna niet neerwaarts bijgesteld. Er is voorts sprake van reputatieschade bij AAA doordat in het nieuws is gekomen dat een hoge functionaris van AAA een diploma heeft ‘gekocht’ - hetgeen waar blijkt te zijn. [eiser] heeft het door AAA in hem gestelde vertrouwen beschadigd en heeft ook op de werkvloer gezorgd voor een schandaal.
4.7 Niet in geding is dat AAA voldoende voortvarend heeft gehandeld nadat zij ervan op de hoogte kwam dat [eiser] onder een valse vlag was aangenomen. Bij beantwoording van de vraag of het misbruik van de diploma’s (objectief en subjectief) voor AAA een dringende reden oplevert om [eiser] te ontslaan, neemt het gerecht het volgende tot uitgangspunt (uit HR 20 juni 2003, NJ 2003/523 <i>Wickel/Klene</i>):
“<i>3.4.6. Bij de beoordeling van de vraag, of van een dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in het oordeel te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden, dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (HR 21 januari 2000, nr. C98/140, NJ 2000, 190)</i>.”
4.8 De schade die AAA lijdt valt niet zonder meer makkelijk in cijfers weer te geven, doordat het vooral gaat om misbruik van vertrouwen en om reputatieschade. Dit doet aan de ernst van de gemaakte verwijten echter niet af. Het kan [eiser] niet worden verweten dat er ook misdadigers zijn, die evenals [eiser] titels hebben gekocht bij Saint Regis University en daarvan op nog grotere schaal misbruik hebben gemaakt. Wel stelt dit het kopen van de diploma’s in een voor AAA en voor [eiser] schadelijker daglicht: het publieke schandaal wordt daardoor groter en dus schadelijker voor de reputaties van AAA en [eiser], hetgeen bijdraagt aan de dringendheid van de ontslagreden. Wellicht had de Luchthavenmeester vóórdat hij de voordracht tot benoeming van [eiser] deed, of had AAA bij gelegenheid van de privatisering of bij gelegenheid van de functioneringsgesprekken onderzoek moeten doen naar de waarde van de diploma’s. Het functioneren van [eiser] lag immers ónder het niveau van een <i>bachelor</i> en het behalen van een <i>master’s degree</i> maakte dat slechte functioneren nog minder verklaarbaar. [eiser], die nu 50 jaar oud is, had in geval van een adequater optreden van AAA op lagere leeftijd en daardoor met betere kansen een hem passende werkkring kunnen zoeken. In zoverre is er sprake van ‘eigen schuld’ van AAA.
4.9 Het feit dat het voor AAA kenbaar moet zijn geweest dat [eiser] niet lang genoeg in de USA had verbleven om colleges te volgen voor een <i>master’s degree</i> bewees echter niet dat [eiser] voor dat diploma geen inspanning heeft verricht: onderwijs op afstand bestond ook in de tweede helft van de jaren negentig, ook al verliep dat minder vaak via internet (maar eerder via de post, Fedex/UPS, etc.).
4.10 De over en weer te maken verwijten zijn verschillend van aard: AAA was onvoorzichtig, terwijl [eiser] zijn werkgever opzettelijk op het verkeerde been heeft gezet, althans haar opzettelijk in een waan heeft gelaten. Het grootste deel van de schade wordt door AAA gedragen: beide partijen lopen reputatieschade op, maar [eiser] heeft al die tijd een voor zijn prestaties te hoog salaris ontvangen. De ernst van de over en weer gemaakte fouten en de verwijtbaarheid daarvan lopen dan ook naar het oordeel van het gerecht zozeer uiteen, dat AAA’s controleverzuim naar billijkheidsmaatstaven in het niet valt bij de door [eiser] opzettelijk gepleegde misleiding.
4.11 Indien de zaak aan een bodemrechter wordt voorgelegd, zal deze naar verwachting oordelen dat het op staande voet gegeven ontslag geldig is. [eiser]’ vorderingen blijken daarom, voorshands oordelend, ongegrond te zijn. Zij worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
De rechter, recht doende in kort geding:
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, welke kosten tot op heden aan de zijde van AAA worden begroot op Afl 1.500 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr H.E. de Boer, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 12 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.