ECLI:NL:OGAACMB:2025:96

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
AUA202501264 en AUA202502013
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen mededeling van arbeidsongeschiktheid en aanpassing van inkomen van ambtenaar

Op 20 oktober 2025 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in de zaken AUA202501264 en AUA202502013. Klager, een ambtenaar werkzaam bij Instituto Biba Saludabel y Activo (IBISA), had bezwaar gemaakt tegen een brief van de directeur van het Departamento Recurso Humano. In deze brief werd medegedeeld dat klager sinds 20 mei 2022 aaneengesloten arbeidsongeschikt is en dat zijn inkomen met ingang van 20 mei 2024 naar 90% aangepast zou worden, met terugvordering van te veel ontvangen salaris. Klager stelde dat hij niet aaneengesloten arbeidsongeschikt was en dat de brief geen rechtsgevolgen had, waardoor hij niet-ontvankelijk verklaard diende te worden. Het gerecht oordeelde dat de brief slechts een feitelijke mededeling was en geen beschikking in de zin van artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak. Het bezwaar van klager werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorziening bij voorraad werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier.

Uitspraak

Uitspraak van 20 oktober 2025
Gaza nrs. AUA202501264 en AUA202502013

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)
en op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.P. Lee,
tegen:

DE DIRECTEUR DEPARTAMENTO RECURSO HUMANO,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

INLEIDING

1.1
Bij brief van 2 april 2025 heeft verweerder klager - kort samengevat - medegedeeld dat hij sinds 20 mei 2022 aaneengesloten arbeidsongeschikt is, dat zijn inkomen met ingang van 20 mei 2024 naar 90% aangepast dient te worden en het te veel ontvangen salaris teruggevorderd wordt, en dat dit in de maand april 2025 in het payrollsysteem uitgevoerd zal worden.
1.2
Daartegen heeft klager op 24 juni 2025 pro-forma bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is geregistreerd onder zaaknummer AUA202501264. Op 26 mei 2025 heeft klager de gronden waarop zijn bezwaar berust, aangevuld.
1.3
Op 24 juni 2025 heeft klager zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer AUA202502013.
1.4
Verweerder heeft op 18 juli 2025 een contramemorie en de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
1.5
Het gerecht heeft de zaken ter zitting behandeld op 6 oktober 2025. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.6
De uitspraak is hierna bepaald op vandaag.

DE BEOORDELING

2. Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Gelet hierop is voor het treffen van een voorziening bij voorraad, ter voorkoming van nadeel voor klager, geen aanleiding. Het daartoe strekkende verzoek zal dan ook worden afgewezen. Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat is van belang om te weten?
3.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij Instituto Biba Saludabel y Activo (IBISA).
3.2
Klager is sinds 20 mei 2022, met onderbrekingen van minder dan dertig kalenderdagendagen, arbeidsongeschikt.
3.3
Bij brief van 2 april 2025 (de bestreden brief) heeft verweerder klager - kort samengevat - medegedeeld dat hij sinds 20 mei 2022 aaneengesloten arbeidsongeschikt is, dat zijn inkomen met ingang van 20 mei 2024 naar 90% aangepast dient te worden en het te veel ontvangen salaris teruggevorderd wordt, en dat dit in de maand april 2025 in het payrollsysteem uitgevoerd zal worden.
3.4
Klagers bezwaar is daartegen gericht.
Wat is het standpunt van klager?
4. Klager is het niet eens met zowel de inkorting als de inhouding. Klager stelt zich op het standpunt dat hij niet aaneengesloten arbeidsongeschikt is geweest en dat verweerder het betreffende artikel onjuist heeft geïnterpreteerd. Klager lijdt aan een medische aandoening en dient maandelijks een medische behandeling te ondergaan. Na elke behandeling is klager gedurende drie tot vier dagen ziek en daardoor arbeidsongeschikt. De inkorting op zijn salaris, alsmede de terugvordering van het te veel uitgekeerde bedrag, zijn onwettig. Daarom kan de bestreden brief geen stand houden en moet worden vernietigd. Door de onjuiste wetsinterpretatie die verweerder heeft toegepast, lijdt klager schade, onder meer bestaande uit frustratie, geestelijk leed, verlies van levensvreugde en depressie. Klager verzoekt daarom ook toekenning van een immateriële schadevergoeding van Afl. 25.000,-. Klager is voorts van mening dat hij onevenredig nadeel lijdt in de zin van artikel 94 van de La, als gevolg van de bestreden brief. Hij verzoekt voorts om de beslissing in de bestreden brief te schorsen en om de inhouding op zijn salaris te beëindigen.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de bestreden brief geen beschikking is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de La. Volgens verweerder betreft het een brief van louter informatieve aard, waaraan geen rechtsgevolgen zijn verbonden. De brief is niet ondertekend door het bevoegd gezag. De aangekondigde handelingen zullen nog bij landsbesluit worden vastgelegd. Subsidiair concludeert verweerder tot ongegrondverklaring van het bezwaar.
Wat staat in de wet?
6. Ingevolge artikel 35 van de La kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Wat vindt het gerecht?
7.1
Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder terecht betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar. Het gerecht overweegt daartoe het volgende.
7.2
Uit de bewoording van de bestreden brief valt af te leiden dat verweerder klager een feitelijke mededeling doet over diens aaneengesloten arbeidsongeschiktheid sinds
20 mei 2022, vervolgens melding maakt van een voorgenomen aanpassing van het inkomen, en aankondigt dat een terugvordering van het te veel ontvangen salaris zal plaatsvinden, welke in april 2025 via het payrollsysteem zal worden uitgevoerd. Verweerder heeft aangekondigd dat de beslissing hieromtrent zal worden genomen door het bevoegd gezag (de Gouverneur), bij landsbesluit, en heeft het concept-landsbesluit ter zake als productie overgelegd.
Naar het oordeel van het gerecht bevat de bestreden brief derhalve slechts een feitelijke mededeling in de vorm van een voornemen en een vooraankondiging, en is deze niet op rechtsgevolg gericht. Om deze reden kan de brief niet worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking of handeling als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de La.

CONCLUSIE

8. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad wordt dan ook afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in de zaak AUA202501264
- verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
in de zaak AUA202502013
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz). Tegen de beslissing op het verzoek om een voorziening bij voorraad kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.