ECLI:NL:OGAACMB:2025:62

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
AUA202402508
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Minister van Onderwijs om te beslissen op bevorderingsverzoek van een schoonmaakster

In deze uitspraak van 26 mei 2025 beoordeelt het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba het bezwaar van een schoonmaakster, klaagster, tegen de weigering van de Minister van Onderwijs om te beslissen op haar bevorderingsverzoek van 12 juni 2023. Klaagster, die sinds januari 2006 werkzaam is in de functie van schoonmaakster, heeft verzocht om bevordering naar een hogere schaal, maar heeft hierop geen beslissing ontvangen. De Minister heeft geen contramemorie ingediend en heeft ter zitting verklaard dat klaagster niet in aanmerking komt voor bevordering, omdat haar werkzaamheden niet zijn verzwaard. Het Gerecht heeft de zaak mondeling behandeld op 3 februari 2025, waarbij klaagster werd bijgestaan door haar advocaat, mr. R.L. Lee, en de Minister werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran.

Het Gerecht overweegt dat de weigering van de Minister om te beslissen niet kan worden gekwalificeerd als een afwijzende beschikking. Het bezwaar van klaagster wordt gegrond verklaard, en het Gerecht draagt de Minister op om binnen drie maanden na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op het bevorderingsverzoek. Tevens wordt de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klaagster, begroot op Afl. 350,-. De uitspraak biedt inzicht in de procedurele aspecten van het bestuursrecht en de beginselen van behoorlijk bestuur, en benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen.

Uitspraak

Uitspraak van 26 mei 2025
Gaza nr. AUA202402508

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.L. Lee,
gericht tegen:

DE MINISTER BELAST MET ONDERWIJS,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

INLEIDING

In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klaagster, gericht tegen de weigering van verweerder om te beslissen op haar bevorderingsverzoek van 12 juni 2023.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend. Op 16 december 2024 heeft verweerder een productie per e-mail ingediend.
Het gerecht heeft de zaak mondeling behandeld ter zitting van 3 februari 2025, waar klager in persoon is verschenen, bijgestaan door haar voornoemde gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
Ter zitting heeft het gerecht verweerder verzocht om het nieuwe rangenstelsel voor schoonmaakpersoneel en de bevorderingseisen, over te leggen. Verweerder heeft zich bij e-mailbericht van 21 maart 2025 nader uitgelaten en stukken ingediend.
De uitspraak is hierna bepaald op vandaag.

BEOORDELING

Waarover gaat deze zaak?

1.1
Klaagster is sinds januari 2006 werkzaam in de functie van schoonmaakster bij het Openbaar Onderwijs in schaal A. Zij is ingaande 1 augustus 2013 ingepast in schaal A, dienstjaar 7.
1.2
Met ingang van 1 augustus 2013 is een nieuw rangenstelsel voor schoonmaakpersoneel ingevoerd, bestaande uit schaal L.1 (althans schaal A) voor schoonmakers licht werk, met 13 periodieke verhogingen en schaal Z.1 (althans schaal B) voor schoonmakers zwaar werk, met eveneens 13 periodieke verhogingen.
1.3
Klaagster heeft bij brief van 12 juni 2023 verzocht om een bevordering naar de naast hogere schaal, maar heeft hier tot op heden geen beslissing op ontvangen.
Wat is het standpunt van klaagster?
2. Klaagster is het niet eens met de weigering van verweerder om op haar bevorderingsverzoek te beslissen en stelt dat deze weigering in strijd is met meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zij verzoekt het gerecht om deze ongemotiveerde weigering nietig te verklaren en te bepalen dat verweerder binnen een termijn van een maand na de in deze te geven uitspraak, alsnog zal beslissen op haar verzoek.
Wat zegt verweerder?
3.1
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld, dat klaagster niet in aanmerking komt voor een bevordering, nu zij de functie bekleedt van schoonmaakster licht werk en haar werkzaamheden in de loop der jaren niet zijn verzwaard. Voor schoonmakers bestaan namelijk 2 categorieën: categorie A (licht werk) en categorie B (zwaar werk). Een schoonmaakster komt alleen dan in aanmerking voor een bevordering als haar werkzaamheden worden verzwaard. Van zwaar werk is sprake wanneer de schoonmaakster naast de werkzaamheden licht werk, dagelijks een oppervlakte van tenminste 700 m2 schoonmaakt en complexere werkzaamheden verricht, zoals het schoonmaken van een groot aantal bureaus, banken en lessenaars, en/of het verschuiven van deze, en/of het meermalen per dag reinigen met speciale industriële en chemische reinigingsmiddelen. Klaagster valt niet in de categorie zwaar werk, aldus verweerder.
3.2
Deze beslissing zal binnenkort op schrift worden gesteld, aldus nog steeds verweerder.
Mocht verweerder weigeren te beslissen op het verzoek van klaagster?
4.1
Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Het gerecht overweegt dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. Anders dan klager meent, is in deze dus geen sprake van een fictieve weigering van haar verzoek. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Gelet hierop dient een ontvankelijk bezwaarschrift ingediend door belanghebbende tegen de weigering om te beschikken gegrond te worden verklaard, waarbij het bestuursorgaan moet worden opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een beschikking af te geven. (vgl. RvBAz van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368).

CONCLUSIE

5. Het bezwaar is gegrond. Verweerder dient alsnog een reële beslissing te nemen op het verzoek van klaagster. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
6. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klaagster te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 mei 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • na de dag van de uitspraak, als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest;
  • na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, in de andere gevallen.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.