ECLI:NL:OGAACMB:2025:35

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302461
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 januari 2025 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba. Klager was sinds 2 augustus 2021 werkzaam als adspirant penitentiair gevangenisinrichtingswerker, maar werd per 2 augustus 2021 ingepast in de nieuwe structuur als adspirant in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Klager heeft op 5 juli 2023 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de Gouverneur, waarin hij werd aangesteld in de functie van Penitentiair beveiliger. Het gerecht heeft de bezwaren van klager beoordeeld en vastgesteld dat de inpassing en aanstelling in de functie van Penitentiair beveiliger in overeenstemming zijn met de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels. Klager heeft niet aangetoond dat hij recht had op de functie van Penitentiair inrichtingswerker, en het gerecht heeft geoordeeld dat de bezwaren ongegrond zijn. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302461

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia, mr. C.L. Geerman, mr. Y.F.M. Kaarsbaan en mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 13 april 2023 no. 87 heeft verweerder klager met ingang van 2 augustus 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGW A) als adspirant in de functie van Penitentiair inrichtingswerker (schaal 2, dienstjaar 6). In het landsbesluit van 11 april 2023, no. 39 heeft verweerder klager aangesteld in vaste dienst en bevorderd en aangesteld in de functie van Penitentiair beveiliger (schaal 3, dienstjaar 2). Hij heeft de besluiten op 7 juni 2023 ontvangen.
Klager heeft op 5 juli 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zittingen op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 19 december 2024. Klager en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
Naar aanleiding van vragen die op de zitting zijn gesteld en door het gerecht op schrift zijn gesteld op 23 december 2024, heeft verweerder op 10 januari 2025 nadere informatie verschaft over het rangenstelsel. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft het gerecht in een andere zaak die ook betrekking had op de reorganisatie bij de DGWA, nadere vragen gesteld aan verweerder. Klager is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt het juridisch kader weergegeven (3 t/m 3.5) om vervolgens in te gaan op de bezwaren van klager tegen het bestreden landsbesluit (4 t/m 8).
De reorganisatie en de plaatsingsprocedure
2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het begrip ‘inpassing’ gebruikt.
2.3
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Het juridisch kader
3 De rechtspositie van het KIA-personeel was voorheen geregeld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (de BRA 1986). Op grond van artikel 4 van de BRA 1986 zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen in de bij de BRA 1986 behorende bijlage B. Voor de gevangenbewaarders zijn deze eisen in bijlage B komen te vervallen, naar wordt aangenomen in verband met de inwerkingtreding van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993, no. 38) (het Lb-ham gevangenispersoneel).
3.1
Artikel 2 van de Lb-ham gevangenispersoneel bevat de rangen van ambtenaren bij de Dienst Gevangeniswezen. Het gaat om acht rangen oplopend van adspirant-gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, gevangenisopzichter tot hoofdgevangenisopzichter. De eisen tot bevordering tot de genoemde rangen zijn vermeld in artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel. Artikel 13 van dit Lb-ham gaat over het gebruik van ranglijsten bij bevordering naar de rangen genoemd in artikel 2. De bij de rangen behorende schalen en bezoldigingsbedragen kunnen niet worden gevonden in dit Lb-ham. Daarvoor moet de bijlage A bij de BRA 1986 worden geraadpleegd. Dit Lb-ham is nog steeds van kracht en was dit ook ten tijde van het nemen van de inpassingsbesluiten.
3.2
Het gerecht stelt vast dat de rangen genoemd in artikel 2 van het Lb-ham gevangenispersoneel grotendeels overeenkomen met de rangen binnen het KIA voor de sector Beveiliging, te weten van adspirant gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, opzichter beveiliging tot hoofdopzichter beveiliging. De rangen geldend voor de functies in de sector Binnendienst zijn niet te vinden in genoemd het Lb-ham gevangenispersoneel. Het gaat om de rangen gevangenisinrichtingswerker, opzichter Binnendienst en Hoofdopzichter.
3.3
Verweerder heeft aangegeven dat sinds jaar en dag voor het gevangenispersoneel een nieuw rangenstelsel wordt toegepast, vooruitlopend op de formalisering daarvan door middel van een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel. Dit rangenstelsel is onder meer neergelegd in het Handboek Directie Personeel en Organisatie (versie 23 september 2009), dat zich bij de door verweerder overgelegde stukken bevindt en een schema dat te vinden is op de website van het DRH en dat verweerder ook heeft overgelegd. Daarin wordt het rangenstelsel weergegeven voor zowel de sector Beveiliging als de sector Binnendienst. Bij de rangen worden de schaal en de bevorderingseisen vermeld. Verweerder heeft aangegeven naar aanleiding van vragen op de zitting en bij brief van 23 december 2024, dat dit het rangenstelsel is dat is gehanteerd bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten. Waar in de bestreden landsbesluiten melding wordt gemaakt van het rapport concept-rangenselsel Executief Personeel Korrectie Instituut Aruba gaat het om dit rangenstelsel, met uitzondering van de schalering van een aantal executieve functies, waaronder die van ploegcommandant en die van penitentiair inrichtingswerker, waarvoor per 1 januari 2021 een hogere maximale schaal geldt. Desgevraagd heeft verweerder meegedeeld dat het rapport concept-rangenstelsel niet aan het gerecht is overgelegd, omdat goedkeuring van de ministerraad nog ontbreekt. Die goedkeuring is noodzakelijk vanwege de financiële consequenties van het nieuwe rangenstelsel en dan met name de verruimde bezoldiging behorend bij enkele rangen en functies. Na goedkeuring van dit rangenstelsel door de ministerraad zal een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel plaatsvinden. Dat met de inplaatsingsbesluiten niet is gewacht tot na de wijziging van genoemd Lb-ham, is volgens verweerder te wijten aan de gevoelde (politieke) noodzaak de volgende stap in het kader van de reorganisatie te zetten om onrust op de werkvloer te voorkomen.
3.4
Gelet op het voorgaande stelt het gerecht vast dat een wettelijke grondslag voor het gehanteerde rangenstelsel geheel, dan wel grotendeels ontbreekt. Het door verweerder bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten gehanteerde rangenstelsel, met bijbehorende schalering en bevorderingseisen wordt daarom aangemerkt als beleidsregel.
3.5
Het gerecht zal aan de hand van de aangevoerde bezwaargronden beoordelen of het bestreden inpassingbesluit is voorbereid en genomen overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels, waaronder die neergelegd in de verkorte plaatsingsprocedure.
Het bestreden landsbesluit en het bezwaar van klager
4. Klager is sinds 2 augustus 2021 in tijdelijke dienst werkzaam bij de DGWA in de functie van Adspirant penitentiair gevangenisinrichtingswerker. Deze functie bestaat in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA niet meer. In het landsbesluit van 13 april 2023 no. 87 is klager per 2 augustus 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA als adspirant in de functie van Penitentiair inrichtingswerker (schaal 2, dienstjaar 6). Klager heeft op 13 april 2022 zijn diploma Adspirant gevangenisinrichtingswerker behaald en daarom heeft verweerder hem in het landsbesluit van 11 april 2023 no. 39 met ingang van 1 mei 2022 aangesteld in vaste dienst en hem bevorderd en aangesteld in de functie van Penitentiair beveiliger (schaal 3, dienstjaar 2).
5. Klager heeft bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift wordt niet duidelijk aangegeven tegen welk van de twee landsbesluiten, die kort na elkaar zijn genomen, het bezwaar is gericht. Klager noemt enerzijds als bestreden landsbesluit ‘het Landsbesluit van 11 april 2023, no 87’ en hij omschrijft het besluit als het besluit waarin klager is ingepast in de functie van (adspirant) Penitentiair inrichtingswerker. Dit duidt erop dat klager bezwaar heeft willen maken tegen het landsbesluit van 13 april 2023 no. 87 dat over zijn inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA gaat.
Anderzijds heeft klager op de zitting toegelicht dat zijn bezwaar zich richt tegen het landsbesluit van 11 april 2023 no.39, waarin hij is bevorderd en aangesteld in de functie van Penitentiair beveiliger. Klager is daarmee niet eens. Hij stelt dat hij de keuze heeft gemaakt om de carrièrelijn van de Sector Binnendienst te volgen, zoals vermeld in het hiervoor genoemde beleidrangenstelsel van de DGWA. De functie van Penitentiair beveiliger is echter een functie in de Sector Beveiliging, waar klagers voorkeur niet naar uitgaat. Bij deze laatste functie hoort een lagere maximale bezoldiging, te weten schaal 6, terwijl de maximale bezoldiging in de functie van Penitiair inrichtingswerker schaal 7 is. Volgens klager mocht hij erop vertrouwen dat hij, na het behalen van zijn basisdiploma, zou worden bevorderd en aangesteld in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Verweerder heeft volgens hem gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel door klager niet in die functie aan te stellen.
6. Het gerecht stelt vast dat klager het inhoudelijk eens is met het landsbesluit van 13 april 2023, waarin hij in het kader van de reorganisatie van het KIA als adspirant in de functie van Penitentiair inrichtingswerker is geplaatst. Voor zover klager heeft betoogd dat die inplaatsting had moeten plaatsvinden per 1 januari 2021, overweegt het gerecht, dat klager toen nog niet in dienst was van de DGWA en dus ook niet per die datum kon worden ingeplaatst. Dit betoog slaagt dus niet. Klager heeft tegen het landsbesluit van 13 april 2023 verder geen gronden gericht. Het bezwaar is in zoverre ongegrond.
7. Voor zover het bezwaar is gericht tegen het bevorderingsbesluit van 11 april 2023, geldt het volgende. Verweerder heeft toegelicht dat nieuwe executieve medewerkers in het KIA per 1 januari 2021 worden geplaatst als adspirant in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Zij ontvangen een bezoldiging in schaal 2 en volgen de basisopleiding Adspirant gevangenisinrichtingswerker. Deze opleiding vormt de basis voor zowel de functie van Penitentiair inrichtingswerker (Sector binnendienst) als voor de functie van Penitentiair beveiliger (Sector Buitendienst). Na het behalen van het basisdiploma, beoordeelt de DGWA de mogelijkheid van bevordering, welke carrièrlijn de adspirant gaat doorlopen en in welke functie de adspirant wordt aangesteld. Hierbij staat het dienstbelang voorop. Er moet een evenwichtige verhouding bestaan tussen de Sector Binnendienst en de Sector Buitendienst. Niet alle ambtenaren die dat wensen, kunnen daarom als Penitentiair inrichtingswerker aan de slag gaan. Verweerder heeft toegelicht dat bij de beoordeling welke functie het meest geschikt is voor de adspirant, wordt gekeken wat voor persoon de betrokkene is en wat zijn of haar kwaliteiten zijn. Zo mogelijk wordt rekening gehouden met de voorkeur van de adspirant. Al met al wordt geprobeerd om zo de juiste persoon in de juiste functie aan te stellen.
7.1
Het gerecht oordeelt dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom klager is bevorderd en aangesteld in de functie van Penitentiair beveiliger in plaats van de door hem gewenste functie van Penitentiair inrichtingswerker. Dat klager zelf zou mogen kiezen voor een bepaalde carrièrelijn binnen het KIA, te weten de Binnen- of Buitendienst, of dat hij er anderszins op mocht vertrouwen dat hij na het behalen van zijn diploma aangesteld zou worden als Penitentiair inrichtingswerker, is niet gebleken. Het betoog van klager slaagt dus niet.
8 Het bezwaar van klager is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.