ECLI:NL:OGAACMB:2025:28

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302346
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 januari 2025 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen de inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA). Klager, die sinds 1 maart 2004 in dienst is bij het Korrektie Instituut Aruba (KIA), was eerder werkzaam als Gevangenisinrichtingswerker en werd met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de functie van Penitentiair inrichtingswerker, met een bevordering naar schaal 7. Klager was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij in de functie van ploegcommandant (schaal 9) geplaatst had moeten worden. Het gerecht heeft de bezwaren van klager beoordeeld en vastgesteld dat de inpassing in de functie van Penitentiair inrichtingswerker de meest passende functie was, gezien het 'Mens-volgt-Taak-principe'. Klager had geen gebruik gemaakt van de interne bezwaarprocedure en het gerecht oordeelde dat de functie van Penitentiair inrichtingswerker passend was, ondanks klagers verzoek om in de functie van ploegcommandant geplaatst te worden. De uitspraak concludeert dat het bezwaar van klager ongegrond is en dat de inpassing in de nieuwe formatiestructuur correct is uitgevoerd.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302346

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia, mr. C.L. Geerman, mr. Y.F.M. Kaarsbaan en mr. J.J.S. Poeran, (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 13 april 2023 no. 41 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klager met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van Penitentiair inrichtingswerker en hem bevorderd naar schaal 7, dienstjaar 7. Hij heeft dit besluit op 14 juni 2023 ontvangen.
Hiertegen heeft hij op 3 juli 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zittingen op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 19 december 2024. Klager en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
Naar aanleiding van vragen die op de zitting zijn gesteld en door het gerecht op schrift zijn gesteld op 23 december 2024, heeft verweerder op 10 januari 2025 nadere informatie verschaft over het rangenstelsel. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft het gerecht in een andere zaak die ook betrekking had op de reorganisatie bij de DGWA, nadere vragen gesteld aan verweerder. Klager is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt het juridisch kader weergegeven (3 t/m 3.5) om vervolgens in te gaan op de bezwaren van klager tegen het bestreden landsbesluit (4 t/m 7).
De reorganisatie en de plaatsingsprocedure
2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het begrip ‘inpassing’ gebruikt.
2.3
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Het juridisch kader
3 De rechtspositie van het KIA-personeel was voorheen geregeld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (de BRA 1986). Op grond van artikel 4 van de BRA 1986 zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen in de bij de BRA 1986 behorende bijlage B. Voor de gevangenbewaarders zijn deze eisen in bijlage B komen te vervallen, naar wordt aangenomen in verband met de inwerkingtreding van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993, no. 38) (het Lb-ham gevangenispersoneel).
3.1
Artikel 2 van de Lb-ham gevangenispersoneel bevat de rangen van ambtenaren bij de Dienst Gevangeniswezen. Het gaat om acht rangen oplopend van adspirant-gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, gevangenisopzichter tot hoofdgevangenisopzichter. De eisen tot bevordering tot de genoemde rangen zijn vermeld in artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel. Artikel 13 van dit Lb-ham gaat over het gebruik van ranglijsten bij bevordering naar de rangen genoemd in artikel 2. De bij de rangen behorende schalen en bezoldigingsbedragen kunnen niet worden gevonden in dit Lb-ham. Daarvoor moet de bijlage A bij de BRA 1986 worden geraadpleegd. Dit Lb-ham is nog steeds van kracht en was dit ook ten tijde van het nemen van de inpassingsbesluiten.
3.2
Het gerecht stelt vast dat de rangen genoemd in artikel 2 van het Lb-ham gevangenispersoneel grotendeels overeenkomen met de rangen binnen het KIA voor de sector Beveiliging, te weten van adspirant gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, opzichter beveiliging tot hoofdopzichter beveiliging. De rangen geldend voor de functies in de sector Binnendienst zijn niet te vinden in genoemd het Lb-ham gevangenispersoneel. Het gaat om de rangen gevangenisinrichtingswerker, opzichter Binnendienst en Hoofdopzichter.
3.3
Verweerder heeft aangegeven dat sinds jaar en dag voor het gevangenispersoneel een nieuw rangenstelsel wordt toegepast, vooruitlopend op de formalisering daarvan door middel van een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel. Dit rangenstelsel is onder meer neergelegd in het Handboek Directie Personeel en Organisatie (versie 23 september 2009), dat zich bij de door verweerder overgelegde stukken bevindt en een schema dat te vinden is op de website van het DRH en dat verweerder ook heeft overgelegd. Daarin wordt het rangenstelsel weergegeven voor zowel de sector Beveiliging als de sector Binnendienst. Bij de rangen worden de schaal en de bevorderingseisen vermeld. Verweerder heeft aangegeven naar aanleiding van vragen op de zitting en bij brief van 23 december 2024, dat dit het rangenstelsel is dat is gehanteerd bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten. Waar in de bestreden landsbesluiten melding wordt gemaakt van het rapport concept-rangenselsel Executief Personeel Korrectie Instituut Aruba gaat het om dit rangenstelsel, met uitzondering van de schalering van een aantal executieve functies, waaronder die van ploegcommandant en die van penitentiair inrichtingswerker, waarvoor per 1 januari 2021 een hogere maximale schaal geldt. Desgevraagd heeft verweerder meegedeeld dat het rapport concept-rangenstelsel niet aan het gerecht is overgelegd, omdat goedkeuring van de ministerraad nog ontbreekt. Die goedkeuring is noodzakelijk vanwege de financiële consequenties van het nieuwe rangenstelsel en dan met name de verruimde bezoldiging behorend bij enkele rangen en functies. Na goedkeuring van dit rangenstelsel door de ministerraad zal een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel plaatsvinden. Dat met de inplaatsingsbesluiten niet is gewacht tot na de wijziging van genoemd Lb-ham, is volgens verweerder te wijten aan de gevoelde (politieke) noodzaak de volgende stap in het kader van de reorganisatie te zetten om onrust op de werkvloer te voorkomen.
3.4
Gelet op het voorgaande stelt het gerecht vast dat een wettelijke grondslag voor het gehanteerde rangenstelsel geheel, dan wel grotendeels ontbreekt. Het door verweerder bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten gehanteerde rangenstelsel, met bijbehorende schalering en bevorderingseisen wordt daarom aangemerkt als beleidsregel.
3.5
Het gerecht zal aan de hand van de aangevoerde bezwaargronden beoordelen of het bestreden inpassingbesluit is voorbereid en genomen overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels, waaronder die neergelegd in de verkorte plaatsingsprocedure.
Het bestreden landsbesluit en het bezwaar van klager
4 Klager is sinds 1 maart 2004 in dienst bij het KIA en sinds 1 januari 2013 werkzaam in de functie van Gevangenisinrichtingswerker (schaal 6). In het bestreden landsbesluit is klager met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA in de functie van Penitentiair inrichtingswerker en bevorderd naar schaal 7, dienstjaar 7. Conform de overgangsbepalingen bij inpassing van het executieve personeel (besluitenlijst ministerraad van 8 april 2022 [nummer 4]) zal de eerstvolgende periodieke verhoging voor klager plaatsvinden op 1 januari 2023, omdat hij op het moment van de inpassing minder dan 20 jaar in dienst is.
5. Klager is het niet eens met dit besluit, omdat hij vindt dat verweerder hem had moeten inpassen in de functie van ploegcommandant (schaal 9).
6. Het gerecht geeft klager hierin geen gelijk. Het uitgangspunt bij deze reorganisatie is, zoals hiervoor is toegelicht, het "Mens-volgt-Taak-principe". Klager was werkzaam als Gevangenisinrichtingswerker. Deze functie is een zogenaamde B-functie, wat wil zeggen dat de functie niet is veranderd. De functie heeft in de nieuwe organisatie alleen een andere naam gekregen en wordt gewaardeerd met een hogere maximale schaal. Volgens het "Mens-volgt-Taak-principe" is de functie van Penitentiair inrichtingswerker de meest passende functie voor klager.
6.1
Klager doet een beroep op de artikelen 11, vierde lid, en 13, eerste tot en met het vierde lid, van het Lb-ham gevangenispersoneel ter onderbouwing van zijn stelling dat hij als oudste in rang geplaatst had moeten worden in de functie van ploegcommandant (schaal 9). Het gerecht volgt klager hierin niet. Artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel gaat over bevorderingseisen van gevangenbewaarders. Artikel 13 gaat over de plaatsing van een ambtenaar op een ranglijst om in aanmerking te komen voor bevordering. Dergelijke ranglijsten vervullen een rol als er een vacature ontstaat en verschillende personen kwalificeren voor bevordering. Dan is de ranglijst een bij wet voorgeschreven hulpmiddel om te bepalen welke ambtenaar voor bevordering in aanmerking komt. Deze artikelen missen in dit geval toepassing, omdat het bestreden landsbesluit gaat over inpassing in een nieuwe functie naar aanleiding van een reorganisatie en niet over bevordering. Met ‘plaatsing’ wordt in artikel 13 van het Lb-ham gevangenispersoneel gedoeld op plaatsing op een ranglijst bij bevordering en niet op inplaatsing / inpassing in een nieuwe functie bij de KIA-reorganisatie. Het betoog faalt.
6.2
Klager heeft zijn belangstelling voor de functie van Ploegcommandant kenbaar gemaakt. Klager heeft daarna een plaatsingsbrief ontvangen waarin stond dat hij geplaatst is in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Klager heeft vervolgens geen gebruik gemaakt van de interne bezwaarprocedure die verweerder heeft opengesteld. Dit heeft juridisch geen gevolgen, maar klager heeft wel een extra ronde gemist om zijn zienswijze te geven op de voorgenomen plaatsing. Verweerder was in de veronderstelling dat klager zich in het voorgestelde plaatsing en daarmee dus ook in het bestreden landsbesluit kon vinden. Aanvullend heeft verweerder opgemerkt dat klager veel arbeidsongeschikt is geweest en dat hij niet ingaat op verbetertrajecten om zijn ziekteverzuim terug te brengen. Verder heeft verweerder toegelicht dat er weliswaar vacatures openstaan voor de functie van Ploegcommandant, maar dat het niet mogelijk is om iedereen leidinggevende te maken. Er moet een bepaalde verhouding bestaan tussen Ploegcommandanten en Penitentiair inrichtingswerkers. Die verhouding is ongeveer 1:5 of 1:6.
6.3
Verweerder heeft er naar het oordeel van het gerecht voor mogen kiezen om klager te plaatsen in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Dat klager de functie van Ploegcommandant regelmatig waarneemt, betekent niet dat klager in deze functie ingeplaatst moet worden. Volgens vaste rechtspraak geeft waarneming namelijk geen recht op een functie. Dat de functie van Ploegcommandant in het geval van klager een meer passende functie zou zijn voor hem dan de functie van Penitentiair inrichtingswerker heeft klager niet nader onderbouwd.
7 Het gerecht komt tot de slotsom dat de functie van Penitentiair inrichtingswerker een passende functie is voor klager en dat het bezwaar van klager niet slaagt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.