3.5Het gerecht zal aan de hand van de aangevoerde bezwaargronden beoordelen of het bestreden inpassingbesluit is voorbereid en genomen overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels, waaronder die neergelegd in de verkorte plaatsingsprocedure.
Het bestreden landsbesluit en het bezwaar van klager
4. Klager is sinds 1 juni 2019 werkzaam in de functie van Gevangenisinrichtingswerker (schaal 6). In het bestreden landsbesluit is klager met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA in de functie van Penitentiair inrichtingswerker, schaal 6, dienstjaar 11. Klager krijgt de mogelijkheid om ingeplaatst te worden als Vakinstructeur (maximaal schaal 8). Voor het verkrijgen van deze functie geldt een proeftijd van zes maanden, die nog zes maanden kan worden verlengd, en die start een maand na dagtekening van het bestreden landsbesluit. Als klager na afloop van de proeftijd een goede beoordeling krijgt, zal hij alsnog met terugwerkende kracht in deze functie worden ingeplaatst
5. Klager is het niet eens met dit landsbesluit. Hij stelt ten eerste dat verweerder zijn inplaatsing niet afhankelijk had mogen maken van de inwerkingtreding van het landsbesluit. Verder vindt klager dat hij bij de inpassing bevorderd had moeten worden naar schaal 7, omdat dit de nieuwe maximale schaal is voor de functie van Penitentiaire inrichtingswerkers.
6. Het gerecht geeft klager geen gelijk. Anders dan hij stelt is de inplaatsing in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA niet afhankelijk gesteld van de dagtekening van het bestreden landsbesluit. Klager is immers met ingang van 1 januari 2021 ingeplaatst in de functie van Penitentiair inrichtingswerker. Hij mag een maand na dagtekening van het bestreden landsbesluit starten met de feitelijke werkzaamheden van de functie van Vakinstructeur en zal, na afloop van de proeftijd en als hij een goede beoordeling ontvangt, met terugwerkende kracht worden ingeplaatst in deze functie. Verweerder heeft toegelicht dat die inplaatsing dan terugwerkt tot het moment waarop klager de feitelijke werkzaamheden voor de nieuwe functie is gaan uitoefenen. Klager kan immers niet eerder worden ingeplaatst in een functie, dan op het moment waarop hij de werkzaamheden die bij deze functie horen, uitvoert. Dat dit, zoals klager stelt, rechtsonzekerheid met zich zou brengen, volgt het gerecht niet, omdat voor klager helder is wanneer hij gestart is met de werkzaamheden en dus ook per wanneer hij met terugwerkende kracht kan worden ingeplaatst. Het betoog van klager treft dus geen doel.
7. Verweerder heeft klager ook niet per 1 januari 2021 hoeven te bevorderen in een hogere schaal. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij ambtenaren, die daarvoor in aanmerking kwamen, bij de inpassing gelijk heeft bevorderd. Klager voldeed echter niet aan de voorwaarden voor bevordering. Voor een bevordering naar de rang van Opzichter Binnendienst (schaal 7) is, conform de bevorderingseisen van het BRA 1986, het Lb-ham gevangenispersoneel en het hiervoor genoemde beleid rangenstelsel voor het KIA, namelijk nodig dat klager twee jaren dienstanciënniteit heeft opgebouwd, wat wil zeggen dat hij twee jaren heeft gewerkt in de rang van Gevangenisinrichtingswerker 1ste klasse (schaal 6). Dat is niet het geval, omdat klager per 1 juni 2019 pas is bevorderd naar schaal 6. Hij voldeed op 1 januari 2021 dus niet aan de vereiste dienstanciënniteit van twee jaren. Dat was op 1 juni 2021 wel het geval en op 1 juni 2023 zou hij mogelijk in aanmerking kunnen komen voor een bevordering naar schaal 8 van het administratieve rangenstelsel, omdat de functie van Vakinstructeur deze hogere maximale schaal kent. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat klager nog niet is bevorderd naar schaal 7 en dat er ook nog geen plaatsing in de functie van Vakinstructeur heeft plaatsgevonden met een mogelijke bevordering naar schaal 8 tot gevolg. Verweerder zal hierover later beslissen. Dat staat echter verder los van dit landsbesluit.
8. Het bezwaar van klager slaagt niet.