ECLI:NL:OGAACMB:2025:23

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302334
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen haar inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) als inrichtingsverpleegkundige. Dit besluit, genomen op 17 april 2023, heeft geleid tot onvrede bij klaagster, die van mening is dat zij recht heeft op een hogere rang en inschaling dan de toegewezen schaal 8. Klaagster, werkzaam bij het Korrektie Instituut Aruba sinds 2013, heeft een hbo-opleiding coaching afgerond, maar voldoet volgens verweerder niet aan de functievereisten voor de functie van inrichtingsverpleegkundige, waarvoor een hbo-diploma verpleegkunde vereist is. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het gerecht heeft geoordeeld dat haar opleiding niet geaccrediteerd is en dat zij niet voldoet aan de specifieke functievereisten. Tijdens de zitting op 19 december 2024 zijn aanvullende stukken ingediend door de gemachtigde van klaagster, maar deze zijn niet in behandeling genomen omdat ze buiten de gestelde termijnen zijn ingediend. Het gerecht heeft geoordeeld dat het bezwaar van klaagster ongegrond is, omdat zij niet beschikt over het vereiste hbo-diploma verpleegkunde en haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet onderbouwd is. De uitspraak is gedaan op 30 januari 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302334

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 17 april 2023 no. 27 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van inrichtingsverpleegkundige (schaal 8, dienstjaar 7). Zij heeft dit besluit op 14 juni 2023 ontvangen. Hiertegen heeft zij op 3 juli 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 december 2024. Klaagster en haar gemachtigde zijn daarbij verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH. Het bezwaar van klaagster is tegelijk behandeld met de bezwaren van twee van haar collega’s.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Waarover gaat deze zaak?
1 Klaagster is sinds 1 oktober 2013 werkzaam bij het Korrektie Instituut Aruba (KIA) in de functie van verpleegkundige. Haar rang was die van verpleegkundige 1ste klasse (schaal 7, dienstjaar 3). Deze rang staat vermeld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA 1986), bijlage B onder het kopje ‘verzorgend en verplegend personeel’. Per 1 oktober 2013 is zij bevorderd naar de rang van hoofdverpleegkundige (schaal 8, dienstjaar 1).
1.1
In het bestreden landsbesluit heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA in de functie van inrichtingsverpleegkundige. Deze functie wordt maximaal gewaardeerd met schaal 10, waarbij de rang van hoofdverpleegkundige 1ste klasse A uit het BRA 1986 hoort. Klaagster is echter niet gelijk bevorderd naar een hogere rang. Haar rang blijft die van hoofdverpleegkundige (schaal 8). De reden daarvoor is dat zij niet aan de functievereisten voldoet voor de functie van inrichtingsverpleegkundige. Zij heeft daarvoor onder andere een hbo-v diploma nodig. Verweerder heeft in het bestreden landsbesluit overwogen dat klaagster kan doorgroeien in de functie. Als zij haar hbo-v diploma heeft gehaald, kan zij haar carrièrelijn vervolgen.
1.2
Klaagster is het niet eens met dit besluit. Zij heeft in Nederland de hbo-opleiding coaching behaald en voldoet daarmee volgens haar wel aan de functievereisten. Zij wijst er verder op dat zij in het Nederlandse BIG-register staat ingeschreven, waaruit volgens haar volgt dat zij als verpleegkundige op hbo-niveau aan de slag kan. Klaagster maakt ook bezwaar tegen het volgens haar onjuist opgenomen dienstjaar in het bestreden landsbesluit.
1.3
Verweerder zet hiertegenover dat hij de gevolgde opleiding heeft laten waarderen door de directie onderwijs. De opleiding die klaagster heeft gevolgd, komt niet voor in het Centraal Register Opleidingen in het Hoger onderwijs in Nederland. Het is dus geen geaccrediteerde opleiding en daarom komt klaagster niet voor bevordering naar schaal 9 in aanmerking. Dat klaagster in het BIG-register staat ingeschreven, zegt volgens verweerder verder niets over haar opleidingsniveau.
1.4
De gemachtigde van klaagster heeft op 10 december 2024 nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van het bezwaar. Op de zitting heeft hij de bezwaargrond gericht tegen het door verweerder in het landsbesluit opgenomen dienstjaar ingetrokken. De gemachtigde van klaagster heeft verder geconstateerd dat er bijlagen missen bij zijn e-mailbericht van 10 december 2024 en heeft hij het gerecht verzocht de behandeling van het bezwaar aan te houden, zodat hij deze stukken alsnog kan inzenden. De gemachtigde heeft vervolgens na de zitting, op 24 december 2024, de stukken uit eigen beweging alsnog overgelegd.
Hoe beoordeelt het gerecht het indienen van deze aanvullende stukken?
2 Het gerecht heeft veel bezwaarschriften ontvangen naar aanleiding van de reorganisatie van het KIA. Dit heeft ertoe geleid dat is besloten om deze bezwaren projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024. De gemachtigde van klaagster is hiervan op de hoogte gesteld in een brief van 27 augustus 2024. In deze brief heeft het gerecht de gemachtigde niet alleen op de hoogte gebracht van de twee zittingsdata, maar ook meegedeeld dat de uiterste termijn waarop hij nog stukken kon indienen 18 oktober 2024 was. De gemachtigde heeft het gerecht in een e-mailbericht van 28 oktober 2024 bevestigd dat hij kennis heeft genomen van de brief en dat hij aanwezig zal zijn op de zittingsdagen.
2.1
Op 28 november 2024 heeft het gerecht partijen in 33 zaken opgeroepen voor de twee zittingen. Bij de oproeping is een brief gevoegd waarin is vermeld dat partijen nog een toelichting kunnen geven of een enkel ontbrekend stuk kunnen insturen tot en met uiterlijk 5 december 2024.
2.2
De achtergrond van de gegeven deadlines, is dat het voor het gerecht niet werkbaar is om 33 zaken efficiënt in twee dagen te behandelen als er geen duidelijke spelregels zijn waar alle partijen zich aan houden. Daarbij hoort ook dat er een duidelijke einddatum is genoemd voor het overleggen van nadere stukken en het aanvullen van de gronden, zodat zowel alle partijen als het gerecht daarvan tijdig kennis kunnen nemen. Dat de gemachtigde van klaagster buiten de gegeven termijn(en) om nog stukken heeft ingediend en het bezwaar heeft aangevuld, vindt het gerecht tegen deze achtergrond in strijd met de goede procesorde. Het gerecht ziet geen reden het onderzoek te heropenen om verweerder de mogelijkheid te bieden op de aanvullende stukken te reageren, omdat dit tot een ongewenste vertraging leidt. De aanvullende stukken van 10 en 24 december 2024 worden daarom niet bij de beoordeling van het bezwaar van klaagster betrokken.
Had klaagster bevorderd moeten worden naar schaal 9?
3 Klaagster is het eens met haar inpassing in de functie van inrichtingsverpleegkundige, maar is het niet eens met haar inschaling in schaal 8 in plaats van schaal 9. Zij stelt dat haar hbo-diploma coaching voldoende is om te voldoen aan de functie-vereisten voor de functie van inrichtingsverpleegkundige.
3.1
Het gerecht geeft klaagster hierin geen gelijk. De nieuwe organisatiestructuur van het KIA is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport), dat in het besluit van de ministerraad van 20 augustus 2019 ([nummer]) is goedgekeurd. Hoofdstuk 4 van het formatierapport bevat een overzicht waarin per afdeling alle functies zijn opgenomen met vermelding van het formatieaantal per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn alle functies beschreven. De functie van inrichtingsverpleegkundige staat vermeld onder functienummer 39 en vermeldt onder de functievereisten onder de eerste bullet:
‘HBO diploma verpleegkunde met 4 jaren relevante werkervaring als beroepsverpleegkundige.’
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster niet beschikt over een hbo-diploma verpleegkunde. Zij komt daarom niet voor bevordering naar schaal 9 in aanmerking. De omstandigheid dat klaagster een hbo-opleiding tot coach met succes heeft gevolgd, maakt dat niet anders, omdat uit de functievereisten volgt dat klaagster specifiek moet beschikken over een hbo-diploma verpleegkunde. De vraag of het diploma van klaagster moet worden gezien als een volwaardig hbo-diploma, is dus niet relevant, omdat ook al zou klaagster over zo’n diploma beschikken, zij nog steeds niet beschikt over een hbo-diploma verpleegkunde. Het is evenmin relevant dat klaagster is opgenomen in het Nederlandse BIG-register. Hieruit blijkt namelijk evenmin dat klaagster een hbo-diploma verpleegkunde heeft behaald.
Het bezwaar van klaagster slaagt dus niet.
Heeft verweerder in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel?
4 Klaagster heeft gesteld dat haar collega’s wel zijn bevorderd naar de schalen 9 en 10 en dat verweerder haar om die reden ook had moeten bevorderen. Volgens klaagster heeft verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door haar niet te bevorderen en haar collega’s wel.
4.1
Ook deze bezwaargrond slaagt niet. Klaagster heeft haar beroep op het gelijkheidsbeginsel pas in de aanvullende stukken en op de zitting naar voren gebracht en dat is in dit geval te laat. Nog los daarvan, heeft zij ook niet onderbouwd dat haar situatie gelijk is aan die van haar collega’s.
5 De slotsom is dat het bezwaar van klaagster ongegrond is.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.