ECLI:NL:OGAACMB:2025:20

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202303727 en AUA202303729
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaren van de Gouverneur van Aruba tegen de inpassing in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft de Gouverneur van Aruba, klaagster, bezwaar gemaakt tegen twee landsbesluiten van de verweerder, de Dienst Gevangeniswezen Aruba. Het eerste besluit, gedateerd 2 mei 2023, betreft de inpassing van klaagster in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba, waarbij zij met ingang van 1 januari 2021 is ingepast in de functie van penitentiair inrichtingswerker. Daarnaast is vastgelegd dat klaagster vanaf 1 september 2022 de functie van sportinstructeur uitoefent, onder voorbehoud van een proefperiode van zes maanden. Het tweede besluit, van 5 september 2023, betreft een bevorderingsbesluit ter vervanging van een eerder besluit, waarin het dienstjaar niet correct was vermeld. Klaagster heeft op 23 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen beide besluiten, maar het gerecht heeft geoordeeld dat deze bezwaren niet-ontvankelijk zijn. Dit is gebaseerd op het feit dat klaagster de bezwaren buiten de wettelijke termijn van dertig dagen heeft ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat het eerste besluit op 10 mei 2023 aan klaagster is verzonden, en dat haar bezwaar tegen dit besluit te laat is ingediend. Evenzo is het bezwaar tegen het tweede besluit ook buiten de termijn ingediend. De rechter heeft geconcludeerd dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard, waardoor er geen inhoudelijke behandeling van de bezwaren plaatsvond.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nrs. AUA202303727 en AUA202303729

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de bezwaren in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia, mr. C.L. Geerman en mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 2 mei 2023 no. 1, heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van penitentiair inrichtingswerker (schaal 3, dienstjaar 6). Verder heeft verweerder vastgelegd dat klaagster met ingang van 1 september 2022 de werkzaamheden van sportinstructeur uitoefent. Verweerder heeft een proefperiode van zes maanden, eventueel te verlengen met zes maanden, verbonden aan een mogelijke plaatsing in de functie van sportinstructeur na afloop van deze proefperiode. Bij een positieve beoordeling zal klaagster met terugwerkend kracht, met ingang van 1 september 2022 worden ontheven uit de functie van penitentiair inrichtingswerker en worden aangesteld als sportinstructeur.
In het landsbesluit van 5 september 2023 no. 10, heeft verweerder een bevorderingsbesluit genomen ter vervanging van een eerder bevorderingsbesluit, omdat daarin het dienstjaar niet goed stond vermeld. De vastlegging van de bevordering van klaagster in de oude functie van gevangenisinrichtingswerker (schaal 3) is eerder gebeurd dan de herinschaling in schaal 2, dienstjaar 6. Verweerder ziet daarom aanleiding om het besluit van 3 februari 2021 waarin dat is gebeurd, in te trekken, en de bevordering naar schaal 3 opnieuw vast te leggen. In het landsbesluit staat dat klaagster met ingang van 1 september 2020 in de functie van gevangenisinrichtingswerker is bevorderd naar schaal 3, dienstjaar 6. Zij heeft dit laatste besluit naar eigen zeggen op 22 september 2023 ontvangen.
Klaagster heeft op 23 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen zowel het landsbesluit van 5 september 2023 als het landsbesluit van 2 mei 2023.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 december 2024. Klaagster is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctie 1] en [personeelsfunctie 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het gerecht komt tot de conclusie dat de bezwaren van klaagster tegen de twee bestreden landsbesluiten allebei niet-ontvankelijk zijn en zal dit oordeel hierna toelichten.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La moet het bezwaarschrift worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, als het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, als hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
Klaagster heeft op 23 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 2 mei 2023. Dit besluit is, zo staat daarop vermeld, op 10 mei 2023 verzonden aan klaagster. Het moment van bekendmaking wordt door klaagster ook niet betwist.
Het bezwaar is buiten de termijn van dertig dagen ingediend bij het gerecht.
3.1
Klaagster heeft gesteld dat verweerder op 5 september 2023 een nieuw besluit heeft genomen, waardoor het besluit van 2 mei 2023 volgens haar inhoudelijk onjuist zou zijn geworden. Klaagster meent dat zij daarom alsnog buiten de bezwaartermijn kan opkomen tegen dit laatsgenoemde landsbesluit. Dat is echter een onjuiste opvatting. Als klaagster bezwaar had willen maken tegen het landsbesluit van 2 mei 2023, dan had zij dat binnen de geldende bezwaartermijn van dertig dagen moeten doen. Dat verweerder later nog een besluit heeft genomen ten aanzien van klaagster, staat daar los van.
4. Klaagster heeft op 23 oktober 2023 ook bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 5 september 2023. Zij stelt dat zij dit besluit op 22 september 2023 heeft ontvangen. De eerste dag van de bezwaartermijn was 23 september 2023 en de laatste dag 22 oktober 2023. Haar bezwaar van 23 oktober 2023 is dus buiten de termijn van dertig dagen ingediend. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding klaagster niet kan worden tegengeworpen. Daarbij is betrokken dat klaagster wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde.
5. De conclusie is dat beide bezwaren niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Dit betekent dat het gerecht niet toekomt aan een inhoudelijke behandeling van de bezwaren van klaagster.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.