ECLI:NL:OGAACMB:2025:19

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202303574
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de proeftijd voor de functie van 1e medewerker facilitaire zaken bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft klager, werkzaam als medewerker facilitaire zaken bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit waarin hem een proeftijd is opgelegd voor de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Klager is sinds 1 september 2017 in dienst en heeft eerder de functie van Hoofd facilitaire zaken waargenomen. Het bestreden landsbesluit, dat op 1 januari 2021 inging, heeft klager opnieuw in de functie van medewerker facilitaire zaken geplaatst, maar met een proeftijd voor de hogere functie. Klager is van mening dat deze proeftijd onterecht is opgelegd, aangezien hij heeft aangetoond dat hij de functie kan vervullen. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 20 december 2024, waarbij zowel klager als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De rechter heeft geconcludeerd dat de motivering van de proeftijd gebrekkig is, maar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Dit omdat het gerecht vreest dat een vernietiging van het besluit de voorgenomen plaatsing en bevordering van klager zou kunnen doorkruisen. De uitspraak is gedaan op 30 januari 2025.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202303574

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E.L. Rodriguez,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia en mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 1 september 2023 no. 8 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klager met ingang van 1 januari 2021 ingeplaatst in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van medewerker facilitaire zaken (schaal 7, dienstjaar 13). Klager heeft het landsbesluit op 14 september 2023 ontvangen.
Hiertegen heeft hij op 13 oktober 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld op de zitting van 20 december 2024. Klager en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1 Klager is sinds 1 september 2017 werkzaam in de functie van medewerker facilitaire zaken en logistiek (schaal 7). In het landsbesluit van 17 april 2023 no.26 is hij met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA, in de functie van medewerker facilitaire zaken (schaal 7). Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1
Verweerder heeft dit landsbesluit ingetrokken en vervangen door het bestreden landsbesluit, waarbij klager weliswaar opnieuw is ingeplaatst in de functie van medewerker facilitaire zaken, maar aan hem een proeftijd is gegeven voor de functie 1e medewerker facilitaire zaken (schaal 9) met ingang van 1 oktober 2023. Als klager aan het eind van de proeftijd een goede beoordeling krijgt, zal hij met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in deze functie worden ingeplaatst.
1.2
Op de zitting heeft verweerder meegedeeld dat de proeftijd inmiddels voorbij is en dat er een concreet voorstel ligt om klager per 1 januari 2021 in te plaatsen in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken en hem ook te bevorderen.
Waarom is klager het niet eens met het bestreden landsbesluit?
2. Klager is het er niet mee eens dat hij niet direct is geplaatst in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Hij vindt dat hem ten onrechte een proeftijd is gegeven. Hij stelt dat de directeur heeft toegezegd dat hij deze functie zou krijgen. Klager wijst erop dat hij de functie van Hoofd facilitaire zaken bijna anderhalf jaar heeft waargenomen. Dit is een hogere functie dan de functie van 1e medewerker facilitaire zaken, waarmee hij, volgens eigen zeggen, heeft bewezen dat hij ook het werk in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken aankan. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er desondanks voorwaarden zijn verbonden aan zijn inplaatsing.
Wat is het standpunt van verweerder?
3. Verweerder vindt dat hij voorwaarden mag verbinden aan de plaatsing van klager per 1 januari 2021 om er zeker van te zijn dat klager goed zal functioneren in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Verweerder wijst erop dat de waarneming dateert van ná 1 januari 2021, de ingangsdatum van de reorganisatie en dat de waarneming in zoverre niet relevant is. Klager heeft bovendien de functie samen met iemand anders waargenomen, waardoor hij niet aan alle facetten van de functie van hoofd facilitaire zaken voldeed. Dit rechtvaardigt volgens verweerder de proeftijd.
Wat vindt het gerecht?
4. Het gerecht geeft klager gelijk. Verweerder heeft niet goed gemotiveerd waarom aan klager een proeftijd is gegeven voor de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Klager heeft de functie van Hoofd facilitaire zaken waargenomen vanaf 16 mei 2022 tot 1 oktober 2023. Die laatste datum is ook de datum waarop zijn proeftijd voor de functie van 1e medewerker facilitaire zaken startte. Dat is weliswaar een periode die ligt ná het moment van de reorganisatie van de DGWA per 1 januari 2021, maar vóór het bestreden landsbesluit. In het bestreden landsbesluit had verweerder de waarneming dus kunnen en ook moeten betrekken. De functie van Hoofd facilitaire zaken is een hogere functie dan de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Klager kan gevolgd worden in de aanname dat, als hij in deze functie goed functioneert, het aannemelijk is dat hij ook goed zal functioneren in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. Van verweerder had in elk geval verwacht mogen nader te motiveren waarom hij daarover nog twijfels had.
4.1
Verweerder heeft in dat verband gesteld dat klager niet alle taken van de functie van Hoofd facilitaire zaken heeft verricht. Op de zitting is aan verweerder gevraagd om dit standpunt toe te lichten, maar verweerder is er niet in geslaagd om duidelijk te maken welke werkzaamheden klager niet zou hebben verricht en over welke capaciteiten van klager dan nog twijfel zou kunnen bestaan. Het gerecht vindt dat verweerder dit beter had moeten toelichten, zeker omdat de directeur van de DGWA in een brief van 12 juni 2023 heeft meegedeeld dat de leiding van de DGWA klager geschikt vindt voor de functie van 1e medewerker facilitaire zaken. De directeur heeft zonder voorbehoud voorgesteld om klager in die functie te plaatsen.
Klager heeft gelet op wat hiervoor is overwogen dus gelijk dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom een proeftijd in zijn geval nodig was.
5. Het gerecht zal het bezwaar echter niet gegrond verklaren en het bestreden landsbesluit ook niet vernietigen, omdat klager daardoor kan worden benadeeld. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat er een voorstel ligt om klager alsnog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 te plaatsen in de functie van 1e medewerker facilitaire zaken en hem te bevorderen. De heer Wever, werkzaam bij het DRH, heeft dit bevestigd en verklaard dat het voorstel naar stellige verwachting overgenomen zal worden. Dit betekent dat klager alsnog zal krijgen wat hij wil, namelijk plaatsing in de gewenste functie per 1 januari 2021. De proeftijd die hij niet wilde, is inmiddels voorbij en kan achteraf niet meer ongedaan worden gemaakt. Een vernietiging van het bestreden besluit voor zover het de opgelegde proeftijd betreft, heeft voor klager dan ook geen toegevoegde waarde. Wel bestaat het risico dat, als het gerecht het bestreden landsbesluit nu vernietigt, de voorgenomen plaatsing en bevordering van klager zullen worden doorkruist en dat het langer zal duren voordat klager krijgt wat hij wil. Daarom laat het gerecht een gedeeltelijke vernietiging van het bestreden besluit achterwege.
6. De slotsom is dat, hoewel klager gelijk heeft dat de motivering van de opgelegde proeftijd gebrekkig is, het gerecht het bestreden landsbesluit in stand laat. Het bezwaar wordt ongegrond verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.