ECLI:NL:OGAACMB:2025:17

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202303491
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft klager, werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, bezwaar gemaakt tegen zijn inpassing in de nieuwe formatiestructuur. Klager was sinds 1990 in overheidsdienst en had een functie als Medewerker onderhoud. Op 1 januari 2021 is hij ingepast in de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken, wat volgens hem niet overeenkomt met zijn eerdere functie en ervaring. Klager stelt dat hij recht heeft op een gelijkwaardige functie op het niveau van maximaal schaal 6, in plaats van de aangeboden functie met een lagere schaal. Het gerecht heeft de bezwaren van klager behandeld en vastgesteld dat de inpassing in de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken passend is, ondanks dat dit een lagere schaal betreft. Klager heeft ook de mogelijkheid gekregen om in de functie van Werkmeester te starten, met een proeftijd. Het gerecht oordeelt dat de proeftijd gerechtvaardigd is, gezien klagers langdurige arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om zijn geschiktheid voor de nieuwe functie te beoordelen. Uiteindelijk verklaart het gerecht het bezwaar van klager ongegrond.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202303491

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. G.L. Geerman, mr. V.M. Emerencia en mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 5 september 2023 no. 25 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder een eerder besluit over de inpassing van klager ingetrokken en klager met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA) in de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken (schaal 6, dienstjaar 15).
Hiertegen heeft hij op 25 september 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft de gedingstukken en een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zitting op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 20 december 2024. Klager en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 1], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt besproken wat de gevolgen van de reorganisatie zijn voor klager en waarom hij het daarmee niet eens is (3 t/m 3.4). Daarna zal het gerecht de bezwaargronden van klager bespreken, waarbij het standpunt van verweerder in de overwegingen wordt betrokken (4 t/m 6).
Hoe is de reorganisatie en de plaatsingsprocedure vormgegeven?
2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het voormalige KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het gebruik ‘inpassing’ gebruikt.
2.3
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Hoe is de reorganisatie voor klager verlopen en wat vindt hij daarvan?
3 Klager is sinds 1990 werkzaam in overheidsdienst. Met ingang van 1 juli 2000 is hij bevorderd naar schaal 5 in de functie van Medewerker onderhoud bij de DGWA. Dit is de maximale schaal die gold voor deze functie. Klager heeft op 1 februari 2005 de maximale bezoldiging binnen schaal 5 bereikt. Verweerder heeft klager met ingang van 1 maart 2015 op grond van het 25-jaars beleid bevorderd naar schaal 6.
3.1
In het landsbesluit van 13 april 2023 is klager ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA in de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken (maximum schaal 4). Klager blijft zijn bezoldiging in schaal 6 echter behouden. Klager heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3.2
Verweerder heeft naar aanleiding van het bezwaar aanleiding gezien om het landsbesluit van 13 april 2023 in te trekken en te vervangen door het bestreden landsbesluit. Klager is met ingang van 1 januari 2021 weliswaar opnieuw ingepast in functie van Assistent medewerker facilitaire zaken, maar hij mag starten met de werkzaamheden van de functie van Werkmeester (maximaal schaal 7). Er geldt daarbij een proeftijd van maximaal twaalf maanden (zes maanden en eventueel te verlengen met zes maanden). Klager moet in de proeftijd een goede beoordeling krijgen en zijn ziekteverzuimpercentage in een jaar tijd tot de helft terugbrengen om met terugwerkende kracht ingeplaatst te worden in de functie van Werkmeester.
3.3
Klager is het hiermee niet eens. Hij stelt dat verweerder zich niet heeft gehouden aan het “Mens-volgt-Taak-principe” dat uitgangspunt is geweest bij de reorganisatie. Verweerder had klager op basis van dat principe minimaal een gelijkwaardige functie moeten aanbieden en dat betekent in zijn geval een functie op het niveau van maximaal schaal 6, omdat de functie van Medewerker onderhoud in zijn geval met schaal 6 is gewaardeerd.
3.4
Klager stelt dat de vergelijkbare functie in de nieuwe organisatie de functie van Medewerker facilitaire zaken is. Door hem niet in deze functie te plaatsen, handelt verweerder volgens klager in strijd met het verbod op reformatio in peius, wat volgens hem betekent dat hij door de reorganisatie niet in een slechtere positie mag geraken.
Klager vindt een proefperiode niet gerechtvaardigd, omdat hij jarenlang heeft gewerkt als Gevangenisinrichtingswerker en hij daardoor heeft geleerd hoe hij gevangenen moet bejegenen. Er bestaat geen reden om aan de inplaatsing een proeftijd te verbinden om klager in de gelegenheid te stellen te leren omgaan met gedetineerden.
Wat vindt het gerecht?
4 Het gerecht geeft klager geen gelijk en zal hierna toelichten hoe het tot dit oordeel komt. Bij de te bespreken bezwaargronden zal het gerecht het standpunt van verweerder betrekken.
4.1
Verweerder heeft toegelicht dat de meest passende functie voor klager, gelet op de voormalige functie van klager, Medewerker onderhoud (maximaal schaal 5), de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken (maximaal schaal 4) is. Dit is weliswaar een functie met een lagere maximale schaal dan klager eerst had, maar daarbij moet worden bedacht dat klager weliswaar een bezoldiging ontving in schaal 6, maar dat het maximum van zijn functie schaal 5 was. Het verschil tussen de beide functies is daarmee één schaal. Daarmee is nog steeds sprake van een lager gewaardeerde functie, maar het gerecht vindt dat dit mag, als deze functie het meest passend is voor klager. Dat is hier het geval.
4.2
Verweerder heeft toegelicht dat de werkzaamheden in de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken het meest overeenkomen met de oude werkzaamheden van klager. Klager heeft weliswaar gesteld dat hij geplaatst moet worden in de functie van Medewerker facilitaire zaken, maar voor die functie heeft klager een mbo-diploma nodig en dat heeft hij niet. Bovendien is het een functie waarvoor klager meer technische vaardigheden nodig heeft dan voor de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat de functie van Assistent medeweker facilitaire zaken het meest overeenkomt met zijn oude functie en daarom de meest passende functie is.
4.3
Klagers beroep op het verbod op ‘reformatio in peius’ slaagt evenmin. Het gerecht vat dit beroep zo op dat klager betoogt dat hij er door de reorganisatie niet op mag achteruitgaan. Dat is echter ook niet het geval: klager blijft immers zijn bezoldiging in schaal 6 houden en gaat er dus financieel of anderszins niet op achteruit.
5 Verweerder heeft klager de mogelijkheid geboden om een hogere functie te bekleden in de nieuwe formatiestructuur, namelijk die van Werkmeester (maximaal schaal 7). Voor deze functie geldt niet de harde eis van een mbo-diploma maar mbo werk- en denkniveau volstaat. Verweerder wil zekerheid dat klager de nieuwe werkzaamheden die horen bij de functie van Werkmeester aankan. Daar is de proeftijd voor bedoeld. Verweerder betwist dat klager eerder werkzaam is geweest als Gevangenisinrichtingswerker. Wat daar ook van zij, niet is gezegd dat klager in zijn proeftijd alleen zal moeten laten zien dat hij goed met gedetineerden kan omgaan, zoals hij kennelijk aanneemt. Klager zal op alle taken en verantwoordelijkheden van de functie van Werkmeester een positieve beoordeling moeten behalen om na zijn proeftijd in deze functie te kunnen worden geplaatst. Dat verweerder een proeftijd hanteert is in dit geval, gelet op het feit dat klager de werkzaamheden (deels) niet eerder heeft uitgevoerd, niet onredelijk.
5.1
Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat de proeftijd op dit moment vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid van klager is opgeschort. Of klager in aanmerking zal komen voor plaatsing in de functie van Werkmeester hangt niet alleen af van een goede beoordeling na afloop van zijn proeftijd, maar ook van het terugbrengen van zijn ziekteverzuim. Tegen deze laatste voorwaarde heeft klager verder geen bezwaargronden gericht.
5.2
Het gerecht komt tot de slotsom dat verweerder de functie van Assistent medewerker facilitaire zaken een passende functie voor klager mocht vinden en dat hij, met het oog op een mogelijke bevordering naar een hogere functie, aan klager een proeftijd mocht opleggen voor de functie van Werkmeester.
6 Het bezwaar van klager slaagt niet.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.