ECLI:NL:OGAACMB:2025:14

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AUA202302322
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen inpassing in nieuwe formatiestructuur Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 30 januari 2025 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen het landsbesluit van 11 april 2023. Dit besluit betrof de inpassing van klaagster in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen Aruba, waarbij zij met ingang van 1 januari 2021 in de functie van Penitentiair inrichtingswerker (schaal 5, dienstjaar 1) werd geplaatst. Klaagster, vertegenwoordigd door mr. R. Lee, maakte bezwaar tegen deze inpassing, omdat zij van mening was dat zij recht had op een hogere schaal (schaal 6) op basis van haar dienstanciënniteit en het gelijkheidsbeginsel. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster niet voldeed aan de vereiste dienstanciënniteit voor bevordering naar schaal 6 op het moment van inpassing. Het gerecht heeft ook geoordeeld dat de functie van Penitentiair inrichtingswerker passend was voor klaagster en dat haar bezwaar ongegrond was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een wettelijke grondslag voor het gehanteerde rangenstelsel en bevestigt dat de inpassing van klaagster in overeenstemming was met de geldende beleidsregels en regelgeving.

Uitspraak

Uitspraak van 30 januari 2025
Gaza nr. AUA202302322

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. V.M. Emerencia, mr. C.L. Geerman, mr. Y.F.M. Kaarsbaan en mr. J.J.S. Poeran, (DWJZ).

PROCESVERLOOP

In het landsbesluit van 11 april 2023 no. 73 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klaagster met ingang van 1 januari 2021 ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de Dienst Gevangeniswezen in de functie van Penitentiair inrichtingswerker (schaal 5, dienstjaar 1). Zij heeft dit besluit op 14 juni 2023 ontvangen.
Hiertegen heeft zij op 30 juni 2023 bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft besloten om de bezwaarschriften die betrekking hebben op de inpassing van ambtenaren in de DGWA projectmatig te behandelen op twee zittingsdagen, te weten 19 en 20 december 2024.
Het gerecht heeft voorafgaand aan de zittingen op 6 september 2024 vragen gesteld aan verweerder, die (deels) zijn beantwoord bij brieven van 7 oktober 2024 en 11 december 2024.
Deze zaak is behandeld op de zitting van 19 december 2024. Klaagster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor het Departamento di Recurso Humano (DRH) zijn verschenen [unithoofd], unithoofd operationele zaken bij het DRH en [personeelsfunctionaris 1] en [personeelsfunctionaris 2], beiden personeelsfunctionaris bij het DRH.
Naar aanleiding van vragen die op de zitting zijn gesteld en door het gerecht op schrift zijn gesteld op 23 december 2024, heeft verweerder op 10 januari 2025 nadere informatie verschaft over het rangenstelsel. Op de zitting van 13 januari 2025 heeft het gerecht in een andere zaak die ook betrekking had op de reorganisatie bij de DGWA, nadere vragen gesteld aan verweerder. Klaagster is in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek is vervolgens gesloten.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Hoe is deze uitspraak opgebouwd?
1. Het gerecht gaat hieronder (2 t/m 2.3) allereerst in op de reorganisatie van het Korrektie Instituut Aruba (KIA), de penitentiaire inrichting van Aruba, en hoe de procedure van plaatsing van ambtenaren in de functie van het nieuwe functiehuis is verlopen. Daarna wordt het juridisch kader weergegeven (3 t/m 3.5) om vervolgens in te gaan op de bezwaren van klaagster tegen het bestreden landsbesluit (4 t/m 7).
De reorganisatie en de plaatsingsprocedure
2 Binnen het KIA zijn problemen gesignaleerd op het gebied van management, infrastructuur, personeelbestand en organisatiestructuur. Ter beteugeling van de problematiek is gekozen voor oprichting van een nieuwe dienst. Per 1 januari 2017 is de DGWA ingesteld (zie het Landsbesluit van 1 november 2019, no. [nummer 1]). Verder is besloten tot een reorganisatie, waarbij het personeel van het KIA in nieuwe, gewijzigde of ongewijzigde functies van de DGWA wordt ingepast.
2.1
De nieuwe organisatiestructuur is uiteengezet in het Formatierapport Dienst Gevangeniswezen Aruba (het formatierapport). Hoofdstuk 3 van het formatierapport beschrijft de organisatiestructuur en de afdelingen van de dienst. Hoofdstuk 4 bevat een overzicht van de functies per afdeling met vermelding van de formatie per functie, het opleidingsvereiste, functiesoort en de maximale uitloopschaal. In de bijlage bij het formatierapport zijn van alle functies de werkzaamheden beschreven en – onder meer – de functievereisten.
2.2
De ministerraad heeft het formatierapport op 20 augustus 2019 goedgekeurd ([nummer 2]). Op 18 mei 2021 heeft de ministerraad besloten tot inplaatsing van het personeel per 1 januari 2021 ([nummer 3]). Voor ‘inplaatsing’ wordt ook het begrip ‘inpassing’ gebruikt.
2.3
Ten behoeve van de plaatsing van het personeel van het KIA bij overgang naar de DGWA met ingang van 1 januari 2021 is een verkorte plaatsingsprocedure opgesteld. Deze procedure houdt onder meer in dat aan elke KIA-ambtenaar een voorstel tot plaatsing wordt gedaan, waarbij rekening wordt gehouden met de vraag of sprake is van een functie-wijziging en met het "Mens-volgt-Taak-principe". Als ambtenaren hun belangstelling voor een andere functie binnen het KIA kenbaar maken, wordt daarmee rekening gehouden bij het voorstel tot plaatsing. Tegen het plaatsingsvoorstel kan (intern) bezwaar worden gemaakt, waarna de bezwaren- en hoorcommissie de ambtenaar hoort en advies uitbrengt over de inpassing. Het definitieve plaatsingsbesluit wordt neergelegd in een landsbesluit, waartegen beroep openstaat bij het gerecht.
Het juridisch kader
3 De rechtspositie van het KIA-personeel was voorheen geregeld in de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (de BRA 1986). Op grond van artikel 4 van de BRA 1986 zijn de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen in de bij de BRA 1986 behorende bijlage B. Voor de gevangenbewaarders zijn deze eisen in bijlage B komen te vervallen, naar wordt aangenomen in verband met de inwerkingtreding van het Landsbesluit bijzondere rechtspositionele bepalingen gevangenispersoneel (AB 1993, no. 38) (het Lb-ham gevangenispersoneel).
3.1
Artikel 2 van de Lb-ham gevangenispersoneel bevat de rangen van ambtenaren bij de Dienst Gevangeniswezen. Het gaat om acht rangen oplopend van adspirant-gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, gevangenisopzichter tot hoofdgevangenisopzichter. De eisen tot bevordering tot de genoemde rangen zijn vermeld in artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel. Artikel 13 van dit Lb-ham gaat over het gebruik van ranglijsten bij bevordering naar de rangen genoemd in artikel 2. De bij de rangen behorende schalen en bezoldigingsbedragen kunnen niet worden gevonden in dit Lb-ham. Daarvoor moet de bijlage A bij de BRA 1986 worden geraadpleegd. Dit Lb-ham is nog steeds van kracht en was dit ook ten tijde van het nemen van de inpassingsbesluiten.
3.2
Het gerecht stelt vast dat de rangen genoemd in artikel 2 van het Lb-ham gevangenispersoneel grotendeels overeenkomen met de rangen binnen het KIA voor de sector Beveiliging, te weten van adspirant gevangenbewaarder, gevangenbewaarder, opzichter beveiliging tot hoofdopzichter beveiliging. De rangen geldend voor de functies in de sector Binnendienst zijn niet te vinden in genoemd het Lb-ham gevangenispersoneel. Het gaat om de rangen gevangenisinrichtingswerker, opzichter Binnendienst en Hoofdopzichter.
3.3
Verweerder heeft aangegeven dat sinds jaar en dag voor het gevangenispersoneel een nieuw rangenstelsel wordt toegepast, vooruitlopend op de formalisering daarvan door middel van een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel. Dit rangenstelsel is onder meer neergelegd in het Handboek Directie Personeel en Organisatie (versie 23 september 2009), dat zich bij de door verweerder overgelegde stukken bevindt en een schema dat te vinden is op de website van het DRH en dat verweerder ook heeft overgelegd. Daarin wordt het rangenstelsel weergegeven voor zowel de sector Beveiliging als de sector Binnendienst. Bij de rangen worden de schaal en de bevorderingseisen vermeld. Verweerder heeft aangegeven naar aanleiding van vragen op de zitting en bij brief van 23 december 2024, dat dit het rangenstelsel is dat is gehanteerd bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten. Waar in de bestreden landsbesluiten melding wordt gemaakt van het rapport concept-rangenselsel Executief Personeel Korrectie Instituut Aruba gaat het om dit rangenstelsel, met uitzondering van de schalering van een aantal executieve functies, waaronder die van ploegcommandant en die van penitentiair inrichtingswerker, waarvoor per 1 januari 2021 een hogere maximale schaal geldt. Desgevraagd heeft verweerder meegedeeld dat het rapport concept-rangenstelsel niet aan het gerecht is overgelegd, omdat goedkeuring van de ministerraad nog ontbreekt. Die goedkeuring is noodzakelijk vanwege de financiële consequenties van het nieuwe rangenstelsel en dan met name de verruimde bezoldiging behorend bij enkele rangen en functies. Na goedkeuring van dit rangenstelsel door de ministerraad zal een wijziging van het Lb-ham gevangenispersoneel plaatsvinden. Dat met de inplaatsingsbesluiten niet is gewacht tot na de wijziging van genoemd Lb-ham, is volgens verweerder te wijten aan de gevoelde (politieke) noodzaak de volgende stap in het kader van de reorganisatie te zetten om onrust op de werkvloer te voorkomen.
3.4
Gelet op het voorgaande stelt het gerecht vast dat een wettelijke grondslag voor het gehanteerde rangenstelsel geheel, dan wel grotendeels ontbreekt. Het door verweerder bij de reorganisatie en de inplaatsingsbesluiten gehanteerde rangenstelsel, met bijbehorende schalering en bevorderingseisen wordt daarom aangemerkt als beleidsregel.
3.5
Het gerecht zal aan de hand van de aangevoerde bezwaargronden beoordelen of het bestreden inpassingbesluit is voorbereid en genomen overeenkomstig de geldende wettelijke voorschriften en beleidsregels, waaronder die neergelegd in de verkorte plaatsingsprocedure.
Het bestreden landsbesluit en het bezwaar van klaagster
4 Klaagster is sinds 1 mei 2019 werkzaam in de functie van Gevangenisinrichtingswerker. Deze functie, zo blijkt uit het formatierapport, wordt maximaal gewaardeerd met schaal 7. Met ingang van 1 januari 2021 is zij ingepast in de nieuwe formatiestructuur van de DGWA in de functie van Penitentiair inrichtingswerker, schaal 5, dienstjaar 1.
4.1
Klaagster is het niet eens met dit besluit. Zij is op 1 mei 2013 in dienst getreden bij de DGWA en heeft dus al tien jaar dienstanciënniteit. Zij had volgens haar om die reden bevorderd moeten worden naar schaal 6. Collega’s van klaagster, die dezelfde functie hebben als zij, zijn wel bevorderd naar schaal 6. Verweerder handelt volgens klaagster in strijd met het gelijkheidsbeginsel door haar niet ook te bevorderen. Verder maakt klaagster aanspraak op plaatsing in de functie van Ploegcommandant detentie (maximaal schaal 9).
5 Het gerecht geeft klaagster geen gelijk in haar standpunt dat verweerder haar tegelijk bij de inpassing in de nieuwe formatiestructuur op 1 januari 2021 had moeten bevorderen naar schaal 6. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat hij ambtenaren, die daarvoor in aanmerking kwamen, bij de inpassing ook heeft bevorderd. Klaagster voldeed echter niet aan de voorwaarden voor bevordering. Voor een bevordering naar de rang van Gevangenisinrichtingswerker 1ste klasse is, conform de bevorderingseisen van het BRA 1986, het Lb-ham gevangenispersoneel en het hiervoor genoemde beleid rangenstelsel voor de KIA, namelijk nodig dat klaagster vier jaren dienstanciënniteit heeft opgebouwd, wat wil zeggen dat zij vier jaren heeft gewerkt in de rang van Gevangenisinrichtingswerker 2ste klasse (schaal 5). Dat is niet het geval, omdat klaagster per 1 mei 2019 pas is bevorderd naar schaal 5. Zij voldeed op 1 januari 2021 dus niet aan de vereiste dienstanciënniteit van vier jaren. Dat was op 1 mei 2023 wel het geval en verweerder heeft op de zitting toegelicht dat klaagster ook met ingang van die datum is bevorderd naar schaal 6, dienstjaar 5.
5.1
Het gerecht oordeelt dat verweerder heeft gehandeld volgens de eigen beleidsregel en dat er geen omstandigheden naar voren zijn gebracht om daar in het geval van klaagster van af te wijken. Verweerder heeft klaagster per 1 januari 2021 dan ook niet hoeven bevorderen naar schaal 6.
5.2
Klaagster heeft in zijn algemeenheid gesteld dat anderen bij de inpassing wel zijn bevorderd naar schaal 6. Dat kan zo zijn, maar dat is volgens verweerder het gevolg van de eigen carrièrelijn die deze ambtenaren volgen. Dat er ambtenaren zijn bevorderd die zich wat betreft dienstanciënniteit in dezelfde positie bevinden als klaagster, is niet gesteld en ook niet gebleken. Dit betoog van klaagster slaagt niet.
6 Het gerecht geeft klaagster ook geen gelijk in haar standpunt dat verweerder haar had moeten plaatsen in de functie van Ploegcommandant. Het uitgangspunt bij deze reorganisatie is, zoals hiervoor is toegelicht, het "Mens-volgt-Taak-principe". Klaagster was werkzaam als Gevangenisinrichtingswerker. Deze functie is een zogenaamde B-functie, wat wil zeggen dat de functie niet is veranderd. De functie heeft in de nieuwe organisatie alleen een andere naam gekregen en wordt gewaardeerd met een hogere maximale schaal. Volgens het "Mens-volgt-Taak-principe" is de functie van Penitentiair inrichtingswerker de meest passende functie voor klaagster. Dat klaagster de functie van Ploegcommandant regelmatig waarneemt, betekent niet dat verweerder haar in deze functie had moeten inpassen. Volgens vaste rechtspraak geeft waarneming namelijk geen recht op een functie. Bovendien ligt een inplaatsing of bevordering naar de functie van Ploegcommandant vanuit klaagster huidige functie niet voor de hand, omdat daarmee in strijd zou worden gehandeld met de dienstanciënniteitseisen.
6.1
Ook het beroep van klaagster op artikel 11, derde lid, van het Lb-ham gevangenispersoneel, ter onderbouwing van haar stelling dat zij geplaatst had moeten worden in de functie van Ploegcommandant (maximaal schaal 9), slaagt niet.
Artikel 11 van het Lb-ham gevangenispersoneel gaat over bevorderingseisen van gevangenbewaarders. Dit artikel mist in dit geval toepassing, omdat het bestreden landsbesluit gaat over inpassing in een nieuwe functie naar aanleiding van een reorganisatie en niet over bevordering. Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder klaagster, conform de geldende beleidsregels en regelgeving, met ingang van 1 mei 2023 bevorderd naar de rang van Gevangenisinrichtingswerker 1ste klasse (schaal 6). Dit staat verder los van het bestreden landsbesluit.
7 Het gerecht komt tot de slotsom dat de functie van Penitentiair inrichtingswerker een passende functie is voor klaagster en dat het bezwaar van klaagster niet slaagt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door mr. M.E.C. Bakker, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.