ECLI:NL:OGAACMB:2024:9

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301209
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding salaris ambtenaar en rechtsgeldigheid van de beslissing

Op 8 januari 2024 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in de zaak tussen klager, een ambtenaar, en de Gouverneur van Aruba. Klager had bezwaar gemaakt tegen een inhouding van Afl. 218,32 op zijn salaris van maart 2023, welke inhouding was vermeld op zijn loonstrook van 22 maart 2023. Klager stelde dat hij geen verzuim had gepleegd en dat de inhouding onterecht was. De verweerder, de Gouverneur, voerde aan dat klager niet was verschenen op een verplicht gesprek in het kader van zijn re-integratietraject, wat de inhouding rechtvaardigde.

Tijdens de zitting op 6 november 2023 werd duidelijk dat klager sinds 1 december 2022 werkzaam was bij de vakbond Seppa en dat de verweerder niet op de hoogte was van deze plaatsing. Het Gerecht oordeelde dat de inhouding van het salaris niet kon worden gerechtvaardigd, omdat er geen schriftelijk besluit van het bevoegd gezag was dat de inhouding voldoende motiveerde. De enkele vermelding op de loonstrook werd niet als een draagkrachtige motivering beschouwd.

Het Gerecht verklaarde het bezwaar van klager gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en veroordeelde de verweerder tot betaling van de proceskosten van Afl. 1.400,-. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken. Beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 8 januari 2024
Gaza nr. AUA202301209

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Verweerder heeft op het salaris van klager van maart 2023 een bedrag van Afl. 218,32 ingehouden. Deze inhouding is vermeld op de loonstrook van klager van 22 maart 2023 (de bestreden beschikking).
Klager heeft hiertegen op 6 april 2023 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Verweerder heeft op 30 oktober 2023 en 31 oktober 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 6 november 2023. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar en bevindt zich in de overtolligheidspoel. Klager was bij wijze van proefplaatsing geplaatst bij Directie Onderzoek en Arbeid (DAO).
1.2
Bij brief van 16 december 2022 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de vakbond Sidicato empleado publico y priva di Aruba (Seppa) bericht dat het verzoek om klager met ingang van 1 december 2022 aan deze vakbond ter beschikking te stellen wordt toegewezen. Klager is sinds 1 december 2022 werkzaam bij de Seppa.
1.3
Bij brief van 10 februari 2023 heeft de directeur van de Departamento Recurso Humano (DRH) klager bericht dat zijn re-integratietraject van start gaat met een verplicht gesprek op vrijdag 17 februari 2023 om 10.00 uur. In de brief staat onder meer:
“(…)
Deze oproep wordt gelijkgesteld aan een dienstopdracht en uw aanwezigheid is derhalve verplicht. Indien u geen gehoor geeft aan de oproep wordt dit aangemerkt als het opzettelijk nalaten uw verplichtingen te verrichten dat leidt tot disciplinaire strafoplegging en wordt de betaling van uw bezoldiging op grond van artikel 17 lid 2 Landsverordening materieel ambtenarenrecht stopgezet.
(…)”.
1.4.
Verweerder heeft op het salaris van klager van maart 2023 een bedrag van Afl. 218,32 ingehouden.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de inhouding van zijn salaris en voert - kort samengevat - aan dat hij geen verzuim heeft gepleegd en dat verweerder niet aangeeft wanneer dit verzuim zou hebben plaatsgevonden. Ter zitting heeft klager zich op het standpunt gesteld dat hij tewerk is gesteld bij de Seppa en er geen aanleiding bestaat om hem als non-actief te benoemen of om hem elders te plaatsen.
2.2
Ter zitting heeft verweerder gesteld dat aan de inhouding ten grondslag is gelegd dat klager is opgeroepen voor een verplicht gesprek op 17 februari 2023 ten aanzien van zijn re-integratietraject en dat hij niet is verschenen. Van een plaatsing bij de Seppa is verweerder niet op de hoogte, aldus de gemachtigde.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 17, tweede lid van de Lma ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.
3.2
Ingevolge het door verweerder vanaf 14 december 2022 gevoerde beleid ter zake van het reactiveren non-actieven met verplicht karakter zoals neergelegd in de circulaire DRH nr. 59585 (hierna: de circulaire) geldt - voor zover hier van belang - het volgende:
“Onderhavig beleid is erop gericht om de overtolligheidspoule binnen het jaar af te schaffen. Hiertoe zullen non-actieve ambtenaren twee passende functies aangeboden worden. Indien plaatsing niet lukt of de non-actieve ambtenaar niet meewerkt, volgt ontslag. Mits medewerking van de ministers en de diensthoofden, zal de overtolligheidspoule binnen het jaar of het verleden behoren. (…)
Toepassingsbeleid
Het beleid is van toepassing op alle non-actieve ambtenaren. Onder non-actieve ambtenaren worden begrepen de ambtenaren die langer dan drie maanden geen werkzaamheden verrichten ten behoeve van Land Aruba maar wel bezoldiging ontvangen. Dit zonder dat zij een van de vrijstellingen van dienst met behoud van inkomen genieten, zoals vermeld in de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (AB 1998 no. GT 22), noch geschorst zijn op grond van artikel 87 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
(…).”
De beoordeling
4. Ter beoordeling ligt voor de vraag of verweerder voormeld geldbedrag op de bezoldiging van klager mocht inhouden wegens het nalaten door klager dienst te verrichten als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Lma.
5. Het gerecht oordeelt als volgt. De inhouding van een deel van het loon van een ambtenaar dient te worden voorafgegaan door een daartoe strekkend schriftelijk besluit van het bevoegd gezag dat van een kenbare motivering is voorzien. Van een dergelijk besluit was in dit geval geen sprake. De enkele vermelding op de loonstrook van klager “verzuim ambtenaren” kan niet als een draagkrachtige motivering worden gezien. Al om deze reden slaagt het bezwaar van klager. De bestreden beschikking kan dus niet in stand blijven. Het gerecht zal bezien of de rechtsgevolgen van beschikking in stand kunnen blijven gelet op de door verweerder in het kader van deze procedure gegeven motivering.
5.1
Gelet op het feit dat klager blijkens de brief van 16 december 2022 van de minister van Arbeid, Energie en Integratie aan de vakbond Seppa ter beschikking is gesteld, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat klager door geen gevolg te geven aan de eerder genoemde oproepingsbrief van 10 februari 2023 van de directeur van de DRH heeft nagelaten dienst te verrichten. Ter zitting heeft verweerder niet, althans onvoldoende toegelicht dat er andere redenen waren waarom de inhouding op het loon van klager gerechtvaardigd was. Verweerder heeft hiermee nagelaten om alsnog de bestreden beschikking voldoende te motiveren. Om die reden concludeert het Gerecht dat ook de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking niet in stand kunnen blijven.
6. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van dit geding, welke begroot worden op Afl. 1.400,- (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij Afl. 218,32 op het loon van klager is ingehouden,
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.