1.3.Op grond van artikel 91, eerste lid, van de Lma wordt de straf niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.
2. Op 1 februari 2024 vond een woordenwisseling plaats tussen klaagster en een collega. Naar aanleiding hiervan heeft het Hoofd Gegevensverwerking, de leidinggevende van klaagster, de bestreden brief op 5 februari 2024 aan haar uitgereikt en haar vervolgens naar huis gestuurd. In de bestreden brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“(…)
Deze brief is een schriftelijke vastlegging van het incident dat plaats heeft gevonden op 1 februari jongstleden dient als waarschuwing beschouwd te worden om de volgende redenen:
Op d.d. 1 februari 2024 heeft u gedrag getoond dat niet behoorlijk is voor een ambtenaar in functie. U heeft in bijzijn van andere teamleden de waarnemend coördinator, mevrouw [C] uitgescholden en uw bedreigend uitgelaten. U gedrag was agressief en ongepast. Dit gedrag is onacceptabel en mag niet meer voorkomen. (…)
Mevrouw [C] heeft naar aanleiding van het bovengenoemde incident een klacht tegen u ingediend. Verder hebben meerdere collega’s aangegeven dat uw gedrag van afgelopen donderdag de spreekwoordelijke druppel was en dat zij niet meer met u willen samenwerken. Wij geven u de kans om binnen drie werkdagen schriftelijk op deze klachten te reageren (art. 80 LMA).
Ik wil u erop attenderen dat u rekening moet houden met zwaardere sancties, immers u hebt op deze manier de werksfeer beïnvloed en de veiligheid van uw medecollega’s in gevaar gebracht. Gezien de ernst van de situatie sturen wij u vanaf hedenmiddag naar huis. U zult worden aangemeld bij de Mobiliteit Afdeling van de HRO, zij zullen adviseren wat de vervolgstappen zijn.
(…)”
3. Klaagster stelt, samengevat weergegeven, het volgende. De minister heeft klaagster zonder een zorgvuldig onderzoek te doen geschorst en haar zonder enige rechtsgrond aangemeld bij de Mobiliteit Afdeling. Verder heeft de minister niet geschroomd om nog voordat klaagster kon reageren op de in de bestreden brief opgenomen weergave van het incident van 1 februari 2024, aan te kondigen aan de collega’s van klaagster dat klaagster zeer waarschijnlijk niet zal terugkeren op de werkplek. Naast het feit dat de minister hiermee de naam van klaagster onrechtmatig heeft geschaad, heeft hij klaagster op onrechtmatige wijze geschorst omdat hij de formele en materiële wettelijke vereisten/bepalingen niet in acht heeft genomen.
4. De minister heeft aangevoerd dat hij met de bestreden brief heeft beoogd klaagster te wijzen op haar ongepaste gedrag tijdens het incident van 1 februari 2024 en te bewerkstelligen dat het weer rustig is op de werkvloer.