In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 19 augustus 2024 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Brandweer, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van bevelvoerder 1ste klasse (schaal B06). Klager had op 2 juni 2022 pro forma bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de Gouverneur van Aruba, waarin hem was meegedeeld dat zijn verzoek om bevordering niet voor inwilliging vatbaar was. Klager stelde dat hij voldeed aan de eisen voor bevordering, maar verweerder betwistte dit, omdat klager niet de functie van bevelvoerder 1ste klasse bekleedde.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, omdat hij de bestreden beschikking pas op 3 mei 2022 had ontvangen. Vervolgens heeft het gerecht beoordeeld of verweerder het verzoek van klager tot bevordering terecht had afgewezen. Het gerecht oordeelde dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. Klager voldeed aan enkele van de voorwaarden voor bevordering, maar niet aan de eis dat hij de functie van bevelvoerder 1ste klasse moest bekleden. Het gerecht concludeerde dat er op dat moment geen vacatures waren voor deze functie, waardoor het verzoek van klager niet kon worden ingewilligd.
De uitspraak van het gerecht was dat het bezwaar van klager ongegrond werd verklaard. Klager werd geïnformeerd over de procedure voor het instellen van hoger beroep, waarbij hij binnen dertig dagen na de uitspraak een beroepschrift moest indienen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.