ECLI:NL:OGAACMB:2024:41

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
CUR202400412
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige stopzetting van het loon van een ambtenaar zonder voorafgaand besluit

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar in Curaçao, op 5 februari 2024 een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht in Ambtenarenzaken. Klaagster verzocht om haar rechtspositie te herstellen en om de Regering van Curaçao te veroordelen tot uitbetaling van haar salaris over januari 2024, alsook om schadevergoeding en een geldboete. De Regering heeft een contramemorie ingediend en het bezwaar is op 29 april 2024 behandeld, waarbij klaagster niet aanwezig was. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het niet bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van klaagster om haar rechtspositie aan te passen, omdat dit niet tegen een beschikking of handeling van het bevoegd gezag is gericht.

Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de stopzetting van het loon van klaagster onrechtmatig is, omdat de Regering geen voorafgaand besluit heeft overgelegd dat deze stopzetting rechtvaardigt. De stopzetting van het loon is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, aangezien er geen gemotiveerd besluit van het bevoegd gezag is. De brief van de Secretaris-Generaal kan niet als zodanig worden beschouwd.

Klaagster heeft verzocht om schadevergoeding en een geldboete, maar het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen grond is voor toekenning van deze verzoeken, omdat de vernietiging van de stopzetting van het loon met zich meebrengt dat de Regering het loon met terugwerkende kracht moet uitbetalen. Het Gerecht heeft de stopzetting van het loon vernietigd, maar de verzoeken om schadevergoeding en geldboete afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[klaagster]

wonende in Curaçao,
klaagster,
procederende in persoon,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
hierna: de Regering,
gemachtigde: mr. M.B.M. Vásquez, advocaat.

Inleiding

Klaagster heeft op 5 februari 2024 een bezwaarschrift ingediend bij het Gerecht. In dat bezwaarschrift heeft klaagster onder andere verzocht om haar rechtspositie recht te trekken op de door haar in het bezwaarschrift vermelde manier. Ook heeft klaagster het Gerecht verzocht om de Regering te veroordelen om haar salaris over de maand januari 2024 uit te betalen en het bedrag van NAf 759,- dat de Regering zou hebben onttrokken aan haar bankrekening terug te storten. Tot slot verzoekt zij het Gerecht om schadevergoeding van NAf 12.637,- aan haar toe te kennen en de Regering te veroordelen tot betaling van een geldboete van onder meer 10% van NAf 12.637,-.
De Regering heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is op 29 april 2024 ter zitting behandeld. Het bezwaar is gevoegd behandeld met het bezwaar van klaagster met nummer GAZ CUR202303346. Klaagster is niet verschenen. De Regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

De beoordeling
1. In een eerder bezwaar van klaagster met zaaknummer GAZ CUR202203519 heeft klaagster het Gerecht verzocht om haar rechtspositie vanaf 1 januari 1985 op de door haar verzochte wijze vast te stellen. In dat bezwaar heeft het Gerecht geoordeeld dat nu klaagster het Gerecht verzoekt om haar rechtspositie vast te stellen en dus niet opkomt tegen een beschikking, handeling of weigering om te beschikken of te handelen, van het bevoegde gezag het Gerecht gelet op artikel 35 van de RAr niet bevoegd is om kennis te nemen van het bezwaar van klaagster.
Is het Gerecht bevoegd kennis te nemen van het onderhavige bezwaar voor zover klaagster daarbij aan het Gerecht heeft verzocht om haar rechtspositie recht te trekken?
2. De eerste vraag die het Gerecht ambtshalve moet beantwoorden is of hij, gelet op het eerste lid van artikel 35 van de RAr, bevoegd is om kennis te nemen van het bezwaar. Het Gerecht beantwoordt die vraag ontkennend en motiveert dat als volgt.
2.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de RAr kan bij de ambtenarenrechter een bezwaarschrift worden ingediend tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden.
2.2.
In het onderhavige bezwaar verzoekt klaagster onder meer wederom aan het Gerecht om haar rechtspositie op de door haar verzochte wijze vast te stellen. Klaagster komt aldus ook in dit bezwaar wederom niet op tegen een beschikking, handeling of weigering om te beschikken of te handelen van het bevoegde gezag maar doet een aantal verzoeken met betrekking tot haar rechtspositie aan het Gerecht. Op grond van artikel 35 van de RAr is het Gerecht niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar voor zover het dit verzoek aan het Gerecht betreft.
Onttrekken geldbedrag bankrekening klaagster
3. Klaagster stelt dat verweerster een geldbedrag van NAf 759,- aan haar bankrekening heeft onttrokken en verzoekt het Gerecht om dat bedrag aan haar toe te kennen. Mede gelet op de betwisting daarvan door verweerster, is niet aannemelijk geworden dat verweerster dat bedrag aan de bankrekening van klaagster heeft onttrokken. Verder is evenmin aannemelijk geworden dat hier sprake is van een feitelijke handeling van verweerster in de rechtsverhouding tot klaagster als ambtenaar. Daarom is het Gerecht gelet op het bepaalde in artikel 35 van de RAr niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar voor zover het dit verzoek van klaagster aan het Gerecht betreft.
Stopzetting loon
4. Klaagster lijkt te stellen dat de stopzetting van de uitbetaling van haar loon met ingang van januari 2024 onrechtmatig is. Klaagster heeft een brief van 16 januari 2024 van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken overgelegd waarin ze aan klager, voor zover hier van belang, meedeelt:
In het kader van het bovenstaande en het feit dat U medisch gezien blijvend ongeschikt bent voor de verdere uitoefening van Uw functie heb ik de Minister van Algemene Zaken benaderd met het verzoek het daarheen te willen doen leiden opdat de verdere uitbetaling van salaris aan U, met toepassing van artikel 31b RVVDA per omgaande wordt gestaakt c.q. en indien hetgeen aan U onverschuldigd is betaald terug te vorderen.
4.1.
De Regering heeft niet betwist dat de uitbetaling van het loon van klaagster is stopgezet. In het kader van deze procedure heeft de Regering nagelaten om een landsbesluit te overleggen strekkende tot stopzetting van het loon van klaagster. Het behoeft geen betoog dat een voor de ambtenaar ingrijpende handeling als stopzetting van het loon wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel onrechtmatig is als deze zonder een voorafgaande besluit van het bevoegd gezag plaatsvindt. Dat artikel 31b van de landsverordening regeling Vakantie van Dienst Ambtenaren (de RVVDA) daartoe in dit geval grondslag biedt, zoals de Regering stelt, neemt niet weg dat de Regering de beslissing om het salaris stop te zetten in een gemotiveerde besluit vast moet leggen. Aangezien de Regering een dergelijk besluit niet heeft overgelegd, dient het Gerecht aan te nemen dat de Regering zonder voorafgaande bekendmaking aan klaagster van een daartoe strekkend besluit de uitbetaling van haar loon heeft stopgezet. Voormelde brief van de Secretaris-Generaal is niet gelijk te stellen met een dergelijk besluit al omdat de Regering het bevoegd gezag is en niet de Secretaris-Generaal. Nu een dergelijk besluit in het geval van klaagster ontbreekt, is de stopzetting van het loon van klaagster onrechtmatig en kan het niet in stand blijven.
Schadevergoeding, geldboete en proceskosten
5. Klaagster verzoekt een bedrag aan schadevergoeding en geldboete. Kennelijk beoogt klaagster als schadevergoeding het niet uitbetaalde loon over de maand januari 2024 te krijgen. Vernietiging van de stopzetting van het loon van klaagster brengt echter met zich dat de Regering alsnog het loon van klaagster zal dienen uit te betalen met terugwerkende kracht tot het moment van stopzetting daarvan. Gelet daarop bestaat geen grond voor toekenning van de door klaagster verzochte schadevergoeding en daaraan gekoppelde geldboete.
Beslissing
Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaartzich niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar voor zover deze ertoe strekt dat het Gerecht de rechtspositie van klaagster op de door haar gewenste manier zal aanpassen;
  • verklaartzich niet bevoegd om kennis te nemen van het bezwaar voor zover deze ertoe strekt dat het Gerecht de Regering veroordeelt om een bedrag van NAf 759,- aan klaagster uit te keren;
  • verklaarthet bezwaar tegen de stopzetting van het loon van klaagster
    gegrond;
  • vernietigtde stopzetting van het loon van klager;
  • wijst afhet verzoek van klaagster om schadevergoeding en geldboete.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz) Het hoger beroepschrift moet worden ingediendbinnen 30 dagenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.