In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 juni 2024 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Klager had zijn verzoek ingediend op 23 mei 2022, maar dit was op 8 februari 2023 afgewezen door de Gouverneur van Aruba, die zich baseerde op een negatieve beoordeling van klager vanwege zijn hoge ziekteverzuim. Klager maakte bezwaar op 24 april 2023, waarbij hij aanvoerde dat de bestreden beschikking vaag was en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Hij stelde dat zijn ziekteverzuim niet voldoende was onderbouwd en dat hij recht had op bevordering op basis van zijn lange dienstverband van 33 jaar.
Tijdens de zitting op 4 december 2023 werd het bezwaar behandeld. Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, terwijl de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. Klager betoogde dat hij niet ongunstig beoordeeld kon zijn, omdat hij geen beoordelingsgesprekken had gehad die dat bevestigden. De Gouverneur stelde echter dat klager niet voldeed aan de eisen voor bevordering vanwege zijn hoge ziekteverzuim, dat in de jaren 2020-2022 tot 574 dagen had geleid.
Het Gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen. Klager was niet eerder op de hoogte gesteld van zijn negatieve beoordeling, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen. Het Gerecht vernietigde de beschikking van 8 februari 2023 en verklaarde het bezwaar gegrond. De Gouverneur werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, begroot op Afl. 1.400,-.