ECLI:NL:OGAACMB:2024:31

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
Gaza nr. AUA202301487
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevorderingsverzoek ambtenaar wegens ziekteverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 10 juni 2024 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, een ambtenaar, tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Klager had zijn verzoek ingediend op 23 mei 2022, maar dit was op 8 februari 2023 afgewezen door de Gouverneur van Aruba, die zich baseerde op een negatieve beoordeling van klager vanwege zijn hoge ziekteverzuim. Klager maakte bezwaar op 24 april 2023, waarbij hij aanvoerde dat de bestreden beschikking vaag was en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Hij stelde dat zijn ziekteverzuim niet voldoende was onderbouwd en dat hij recht had op bevordering op basis van zijn lange dienstverband van 33 jaar.

Tijdens de zitting op 4 december 2023 werd het bezwaar behandeld. Klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, terwijl de Gouverneur werd vertegenwoordigd door mr. V.M. Emerencia. Klager betoogde dat hij niet ongunstig beoordeeld kon zijn, omdat hij geen beoordelingsgesprekken had gehad die dat bevestigden. De Gouverneur stelde echter dat klager niet voldeed aan de eisen voor bevordering vanwege zijn hoge ziekteverzuim, dat in de jaren 2020-2022 tot 574 dagen had geleid.

Het Gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid was genomen. Klager was niet eerder op de hoogte gesteld van zijn negatieve beoordeling, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen. Het Gerecht vernietigde de beschikking van 8 februari 2023 en verklaarde het bezwaar gegrond. De Gouverneur werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen op het bevorderingsverzoek van klager, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, begroot op Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2024
Gaza nr. AUA202301487

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 februari 2023 (hierna: de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager van 23 mei 2022 om te worden bevorderd naar de rang van adjunct-commies (schaal 6), afgewezen.
Daartegen heeft klager op 24 april 2023 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij e-mail van 30 november 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2023, waar klager is verschenen, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 5 april 2023 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Het bezwaar is ontvankelijk.
Standpunten van partijen
2.1
Klager is het niet eens met de bestreden beschikking en meent dat deze vaag is en in strijd met meerdere algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ter onderbouwing daarvan heeft hij -samengevat- het volgende aangevoerd.
In de bestreden beschikking staat niet hoe hoog zijn ziekteverzuim was noch wordt daarin verwezen naar enige wettelijke bepaling of beleid waaruit volgt dat een hoog ziekteverzuim ertoe zou kunnen leiden dat hij niet wordt bevorderd. Klager acht het onaanvaardbaar dat in deze de mogelijkheid tot vertraging van de bevordering in verband met ziekteverzuim wordt gepasseerd. Bovendien heeft klager inmiddels 33 jaar in overheidsdienst, zodat hij op grond van het 25-jaar beleid, recht heeft op een bevordering. Dit beleid dient het beleid inzake drie jaar terugwerkende kracht te doorbreken, omdat verweerder zelf kon bijhouden wanneer klager zijn 25 jarig ambtsjubileum heeft volbracht en hem automatisch had moeten bevorderen. Klager dient daarom met ingang van 22 april 2017 te worden bevorderd naar schaal 6 en hierna, met ingang van 1 mei 2021, naar schaal 7. Aldus klager.
Klager heeft ter zitting voorts desgevraagd aangegeven dat het – zo begrijpt het gerecht – onaannemelijk is dat hij ongunstig is beoordeeld. Zijn leidinggevende heeft verschillende gesprekken met hem gehouden, maar geen beoordelingsgesprekken. Bovendien werd hem tijdens de gesprekken steeds gezegd dat het goed gaat. Aldus nog steeds klager.
2.2
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd, dat klager niet positief is beoordeeld door het hoofd van het Bureau Guarda nos Costa, vanwege zijn hoge ziekteverzuim en dat zijn bevorderingsverzoek daarom niet voor inwilliging vatbaar is.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd, dat klager niet voldoet aan de eisen om te worden bevorderd, omdat hij geen positieve beoordeling heeft gekregen. Het BGNC heeft in de periode van 2020-2022 vijf functioneringsgesprekken gehouden, en met klager zijn 3 gesprekken gevoerd. Daarbij werd telkens de afspraak gemaakt dat klager zijn ziekteverzuim zou verminderen. Klager bleef zich desondanks veelvuldig ziekmelden. Zo heeft hij zich in het jaar 2022 in totaal 36 keer ziek gemeld.
Het door klager genoemde bevorderingsbeleid bij 25 dienstjaren, is niet op hem van toepassing, omdat hij een functie vervult die maximaal is gewaardeerd op schaal 7. Voornoemd beleid geldt voor personeel in schalen 1 tot en met 5 die bij het bereiken van 25 dienstjaren, al meer dan twee jaren hun maximum hebben bereikt.
Verweerder verzoekt het gerecht om het bezwaar van klager, ongegrond te verklaren.
De feiten
3.1
Klager is ambtenaar sinds 22 april 1992. Bij Landsbesluit van 26 oktober 2012 is hij laatstelijk met ingang van 1 mei 2008 bevorderd naar de rang van hoofdklerk (schaal 5, dienstjaar 7).
3.2
Klager was gedurende de periode vanaf 22 augustus 2012 tot 27 juli 2020 non-actief. Bij Landsbesluit van 22 juni 2022 is hij met ingang van 27 juli 2020 definitief geplaatst bij het BGNC in de functie van medewerker vreemdelingentoezicht. Deze functie is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 7.
3.3
Op 17 februari 2021, 16 juli 2021 en 25 maart 2022 zijn functioneringsgesprekken met klager gehouden, waarbij telkens met hem is afgesproken dat het ziekteverzuim dient te worden verlaagd.
3.4
Bij brief van 23 mei 2022 heeft klager verzocht om een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) ingaande 1 mei 2012.
3.5
Het waarnemend hoofd van het BGNC heeft naar aanleiding van voornoemd bevorderingsverzoek bij advies van 29 augustus 2022 klager negatief beoordeeld wegens een hoge ziektemelding. Klager was in 2008, 123 dagen arbeidsongeschikt, in 2009, 116 dagen, in 2010, 163 dagen, in 2011, 137 dagen en in 2012, 162 dagen (GEA: in totaal 701 dagen), aldus het waarnemend hoofd.
3.6
Uit het overzicht van ziekteverzuim kan worden afgeleid dat klager in de periode vanaf 10 februari 2021 tot 13 november 2023 in totaal 574 dagen arbeidsongeschikt is geweest.
3.7
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder voornoemd verzoek afgewezen. In die beschikking staat -voor zover hier van belang- het volgende:
“Uit het voorstel van het waarnemend hoofd van het Bureau Guarda Nos Costa is vernomen dat u niet positief beoordeeld wordt voor een bevordering vanwege uw hoog ziekteverzuim. Uw hoge ziekteverzuim heeft een negatief effect op de continuïteit van de dienstverlening van het Bureau Guarda Nos Costa.
(…)
Derhalve is uw verzoek voor een bevordering naar schaal 6 niet voor inwilliging vatbaar.”
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna: BRA), dient de ambtenaar om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
De beoordeling
5.1
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het waarnemend hoofd van het BGNC een voorstel voor een bevordering van klager heeft gedaan, waaruit blijkt dat klager vanwege zijn hoog ziekteverzuim ongunstig is beoordeeld. Nog daargelaten dat hieruit niet valt af te leiden dat klager daarbij is beoordeeld aan de hand van objectieve beoordelingscriteria, is uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat verweerder zijn negatief oordeel omtrent het functioneren van klager niet eerder aan hem kenbaar heeft gemaakt dan in het kader van deze procedure. Dit verdraagt zich niet met de bij de vaststelling van een beoordeling in acht te nemen zorgvuldigheid. Die brengt met zich dat een ongunstige beoordeling, voordat daar voor de ambtenaar negatieve consequenties aan worden verbonden, aan de ambtenaar wordt kenbaar gemaakt en aan deze de gelegenheid wordt geboden zijn zienswijzen daarover kenbaar te maken. Daarbij neemt het gerecht mede in aanmerking dat de in het voorstel van het waarnemend hoofd genoemde negatieve beoordeling een beoordeling van het functioneren van klager over de periode van 2008 tot 2012 betreft. Niet is gebleken dat klager na zijn wedertewerkstelling in 2020 op enig moment (over de periode vanaf 2020) is beoordeeld. Met klager zijn er in de periode van 2020 tot en met 2022 meerdere functioneringsgesprekken gehouden, waarbij steeds aan klager werd medegedeeld dat hij op voldoende niveau functioneert, maar niet is gebleken dat deze gesprekken tot een (ongunstige) beoordeling(sgesprek) hebben geleid. Opmerkelijk acht het gerecht ook dat verweerder gelet op het verzoek van klager van 23 mei 2022 geen aanleiding heeft gezien om te toetsen of klager met ingang van een latere datum in aanmerking kan komen voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
5.2
Gelet op het vorenstaande overweegt het gerecht dat de bestreden beschikking niet met de vereiste zorgvuldigheid is genomen en als gevolg daarvan niet van een deugdelijke motivering is voorzien. Reeds gelet op deze reden komt de bestreden beschikking voor vernietiging in aanmerking. Hetgeen klager voor het overige aanvoert, behoeft dan ook geen bespreking.
6. Het bezwaar is gegrond. De beschikking van 8 februari 2023 dient te worden vernietigd.
7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de bestreden beschikking van 8 februari 2023;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het bevorderingsverzoek van klager van 23 mei 2022 dient te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken in Aruba, in samenwerking met de griffier, mr. A.A. Wever, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).