2.2Aan de bestreden beschikking heeft verweerder - samengevat - ten grondslag gelegd dat gelet op de zorgelijke situatie die is ontstaan op de afdeling, klaagster niet meer belast kan blijven met de leiding van de afdeling. Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar bezwaar. Verweerder voert hiertoe - kort samengevat - aan dat aan klaagster met ingang van 1 oktober 2023 eervol ontslag uit overheidsdienst is verleend. Klaagster heeft dan ook geen belang meer bij het onderhavige bezwaar. Verder wordt de rechtspositie van klaagster niet aangetast omdat klaagster nimmer uit de functie van beleidsmedewerker is ontheven. Verweerder is bevoegd om de aan haar opgedragen extra taken en verantwoordelijkheden te beëindigen. Er is geen sprake van afstraffing. Het is klaagster die per mail heeft bericht dat zij de taken zal neerleggen, aldus verweerder. De bestreden beslissing is op juiste gronden, weloverwogen en in alle redelijkheid genomen. Ten slotte stelt verweerder dat er geen reden is voor schadevergoeding, omdat klaagster het verzoek om schadeloosstelling niet heeft onderbouwd.
3. Ingevolge artikel 52, eerste lid van de Lma is de ambtenaar verplicht zo nodig tijdelijk andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht.
Het derde lid bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden de ambtenaar worden opgedragen door of namens de betrokken minister.
Is er sprake van een beschikking en is deze bevoegd genomen?
4. Ter beoordeling ligt allereerst voor de - ambtshalve te beantwoorden - vragen of er sprake is van een beschikking én of deze is genomen door het bevoegd gezag. Het gerecht is van oordeel dat de e-mail van 29 mei 2023 gelezen in combinatie met de brief van 26 mei 2023 op rechtsgevolg gericht is. Namelijk, door de beslissing raakt klaagster haar taak als leidinggevende van de afdeling Verdragsbescherming kwijt en valt zij terug op haar officiële functie als beleidsmedewerker.
Voor wat betreft de bevoegdheid overweegt het gerecht als volgt. Vast staat dat klaagster nimmer bij landsbesluit is benoemd in de functie van hoofd van de afdeling Verdragsbescherming. Klaagster voerde deze taken uit op grond van artikel 52, eerste lid, van de Lma. Ingevolge het derde lid van artikel 52 van de Lma, dient de opdracht om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten uit te gaan van de betrokken minister. Dat houdt in, dat ook de beslissing om met deze werkzaamheden te stoppen, aan de minister als bevoegd gezag voorbehouden is. Dit betekent dat de e-mail van 29 mei 2024 in combinatie gelezen met de brief van 26 mei 2024 door verweerder bevoegd is genomen.
Heeft klaagster procesbelang?
5. De terugplaatsing in de functie van beleidsmedewerker ziet op 26 mei 2023. Klaagster is per 1 oktober 2023 eervol ontslagen. Klaagster heeft tegen de beschikking om haar met ingang van 1 oktober 2023 eervol ontslag uit overheidsdienst te verlenen op grond van de Lvut bezwaar en beroep aangetekend. Deze beschikking is nog niet onherroepelijk geworden. Gelet op dit samenstel van feiten heeft klaagster naar het oordeel van het gerecht procesbelang bij het onderhavige bezwaar.
Heeft verweerder tot de bestreden beschikking kunnen komen?
6. Vast staat dat klaagster bij e-mailbericht van 22 mei 2023 heeft aangekondigd dat zij onder de huidige omstandigheden haar taakstelling als leidinggevende van de afdeling Verdragsbescherming niet kan voortzetten (zie 1.3). Vast staat ook dat de onder haar ressorterende medewerkers bij brief van 22 mei 2023 hebben aangekondigd geen afspraken inzake asielaanvragen meer te zullen attenderen (zie 1.4).
Alhoewel begrip kan worden getoond voor de omstandigheden waaronder klaagster heeft besloten om zich terug te trekken als hoofd van de afdeling, kan niet worden weggenomen dat de dienst geconfronteerd werd met een afdeling die op dat moment plat lag en waarmee iets moest gebeuren. Onder genoemde omstandigheden heeft verweerder niet hoeven wachten totdat klaagster zich formeel terug zou trekken, zoals door haar was aangekondigd. Het gerecht stelt vast dat gesprekken zijn gehouden met klaagster voordat haar de taken van leidinggevende zijn ontnomen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de conclusie moet worden getrokken dat de bestreden beschikking onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het verbod van détournement de pouvoir. Het bezwaar is ongegrond.
7. Reeds omdat de bestreden beschikking de rechterlijke toets kan doorstaan, is er geen reden voor vergoeding van (immateriële) schade. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.