ECLI:NL:OGAACMB:2024:21

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202303885
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhouding van bezoldiging van een ambtenaar wegens niet-naleving van meldplicht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klager, tegen de inhouding van zijn salaris over de maand september 2023. De inhouding van Afl. 275,84 was het gevolg van het niet naleven van de meldplicht op 12 juli 2023. Klager had zich op die dag moeten melden bij het Departamento Recurso Humano (DRH), maar heeft dit niet gedaan omdat hij een begrafenis bijwoonde. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding, stellende dat verweerder geen juridische grondslag had voor deze actie en beroept zich op zijn rechten als ambtenaar onder de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) en de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (LVVDA).

Het gerecht heeft de zaak behandeld op 11 maart 2024, waarbij klager in persoon verscheen en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan. De rechter heeft overwogen dat klager op 12 juli 2023 niet aan zijn meldplicht heeft voldaan en dat de inhouding van salaris gerechtvaardigd was. Klager's beroep op vrijstelling wegens de begrafenis van de vader van zijn zwager werd verworpen, omdat deze persoon niet valt onder de bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad zoals vereist door de LVVDA.

De rechter heeft uiteindelijk het bezwaar van klager ongegrond verklaard, waarmee de inhouding van het salaris werd bevestigd. Klager werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 6 mei 2024
Gaza nr. AUA202303885

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
in persoon,
tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op het klager toekomende (netto) maandsalaris over de maand september 2023 is een bedrag van Afl. 275.84 ingehouden wegens het niet naleven van voorschriften.
Hiertegen heeft klager op 19 oktober 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 4 maart 2024 een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft het bezwaar behandeld ter zitting van 11 maart 2024. Klager is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kaarsbaan.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen
1. Verweerder heeft aan de inhouding van één dag salaris over de maand september 2023 ten grondslag gelegd dat klager op 12 juli 2023 niet heeft voldaan aan de op hem rustende meldplicht. Hij had zich die dag, net als alle overige dagen van de week, tussen 08.00 en 09.00 uur moeten melden bij Departamento Recurso Humano (DRH), en dat heeft hij niet gedaan. Klager heeft in de ochtend van op 12 juli 2023 gebeld met de dienst en meegedeeld dat hij die dag was verhinderd zich te melden in verband met een begrafenis van de vader van zijn “zwager”. Daarbij heeft klager zich beroepen op vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden. Klager is diezelfde dag bij emailbericht van 08.53 bericht dat hij bewijs dient te leveren van zijn relatie tot de overleden persoon. Daarbij is vermeld dat op grond van artikel 26 LVVDA vrijstelling alleen kan worden verleend als het betreft de begrafenis van bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad. Klager is gewaarschuwd dat als het niet gaat om een situatie bedoeld in artikel 26, hij zich die dag alsnog moet komen melden bij het DRH, opdat er geen sprake zal zijn van ‘no work, no pay’ conform artikel 17 van de Lma. Klager heeft zich echter ook later die dag niet gemeld bij DRH. Hij heeft die dag derhalve de op hem rustende voorschriften niet nageleefd, reden om één dag salaris in te houden op zijn salaris over de maand september 2023.
2. Klager kan zich niet verenigen met de inhouding op zijn bezoldiging en stelt zich op het standpunt dat verweerder geen enkele juridische grondslag heeft voor deze inhouding. Hij beroept zich op de rechten die hem als ambtenaar toekomen op grond van de Lma en de LVVDA. Hij meent recht te hebben op behoud van bezoldiging over 12 juli 2023 op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef, onder I, letter k, van de LVVDA.
De omvang van het geschil
3. Klager heeft bij het gerecht verschillende procedures lopen over zijn ambtelijke status en de daaraan verbonden rechten en verplichtingen. Daarbij speelt onder meer de vraag of klager behoort tot de categorie ‘ non-actieven’ met re-integratie verplichtingen en of hij recht heeft op vakantiedagen of ATV-dagen. In deze procedure is echter uitsluitend de vraag aan de orde of verweerder op de door klager genoemde reden had moeten afzien van genoemde inhouding op het salaris van klager. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
4. Artikel 26, eerste lid, I, onder k. van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) wordt – tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten - aan de ambtenaar op zijn daartoe strekkend mondeling of schriftelijk verzoek door de bevoegde autoriteit vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden, met behoud van vol inkomen, verleend (k) bij overlijden van grootouders, huisgenoten en bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad één werkdag.
5. Artikel 17, tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht ontvangt de ambtenaar over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.
De beoordeling
6. Vast staat dat klager ambtenaar is. Vast staat ook dat hij zich op 12 juli 2023 niet bij DRH heeft gemeld. Klager heeft erkend dat hij zich in beginsel elke dag dient te melden. Hij meent echter voor 12 juli 2023 voor vrijstelling in aanmerking te komen vanwege de begrafenis van de vader van zijn zwager en beroept zich daartoe op artikel 26, eerste lid, onder I, letter k, van de LVVDA. Dit beroep slaagt niet, omdat de vader van de man / partner van zijn zuster niet is of kan worden aangemerkt als bloed- of aanverwant tot en met de derde graad van klager zelf. Reeds hierom faalt het betoog van klager en dient zijn bezwaar ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 6 mei 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.