ECLI:NL:OGAACMB:2024:19

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303436
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de Gouverneur van Aruba om te beslissen op het bevorderingsverzoek van een ambtenaar

In deze zaak heeft klager, een ambtenaar werkzaam bij de Cuerpo Especial Arubano (CEA), op 15 mei 2023 een verzoek ingediend bij de Gouverneur van Aruba om bevorderd te worden naar schaal 7 of om een waarnemingstoelage te ontvangen. De Gouverneur heeft echter geweigerd om op dit verzoek te beslissen, wat klager ertoe heeft aangezet om op 27 september 2023 bezwaar te maken tegen deze weigering. Tijdens de zitting op 8 januari 2024 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht, terwijl de Gouverneur zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat er meer dan vier maanden zijn verstreken sinds het indienen van het bevorderingsverzoek zonder dat er een beslissing is genomen. Het gerecht heeft overwogen dat de weigering om te beslissen niet als een afwijzing kan worden gekwalificeerd, maar dat klager wel recht heeft op een beslissing op zijn verzoek. De rechter heeft geoordeeld dat de Gouverneur binnen drie maanden na de uitspraak een beslissing moet nemen op het verzoek van klager. Tevens is de Gouverneur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager, die zijn begroot op Afl. 350,-.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op verzoeken van ambtenaren en de rechten van ambtenaren in het kader van het ambtenarenrecht. Klager heeft in het verleden herhaaldelijk om bevordering gevraagd, wat de bekendheid van de Gouverneur met de zaak onderstreept. De rechter heeft de Gouverneur opgedragen om binnen de gestelde termijn een reële beslissing te nemen op het verzoek van klager.

Uitspraak

Uitspraak van 15 april 2024
Gaza nr. AUA202303436

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[Klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.L. Lee,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 15 mei 2023 heeft klager de minister van Justitie en Sociale Zaken verzocht hem te bevorderen naar schaal 7 dan wel hem een waarnemingstoelage toe te kennen.
Tegen de weigering van verweerder om op voornoemd verzoek te beslissen heeft klager op 27 september 2023 bezwaar gemaakt, door het indienen van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 14 december 2023 een contramemorie met stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2024. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de fictieve weigering hem te bevorderen, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat met deze fictieve weigering meerdere algemene beginselen zijn geschonden.
1.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij prematuur bezwaar heeft gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bevorderingsverzoek dan wel toekennen van een waarnemingstoelage. Het verzoek is van dusdanige eenvoudige aard dat deze termijn redelijk dient te worden geacht, aldus verweerder.
De ontvankelijkheid
2.1
Artikel 35, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) bepaalt - voor zover van belang - dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat weigeringen om te beschikken of te handelen ten aanzien van de ambtenaar als zodanig door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven. Blijkens de memorie van toelichting op deze bepaling is hiermee beoogd de ambtenaar niet alleen te beschermen tegen daden, maar ook tegen verzuim, nalatigheid, achterwege blijven van handelingen of beschikkingen, opzettelijk of uit zorgeloosheid.
2.2
Artikel 41, eerste lid, van de La, bepaalt dat het bezwaarschrift tegen een weigering wordt ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen weigering uitgesproken is.
Het tweede lid bepaalt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking of het verrichten van een handeling te hebben uitgesproken, indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd of, waar een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd een verplichte beschikking niet genomen of een verplichte handeling niet verricht heeft. In dit geval loopt de termijn van dertig dagen van de dag waarop de weigering geacht wordt te zijn uitgesproken.
2.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (vgl. RvBAz 29 juni 2012, ECLI:NL:ORBANAA:2012:BX4891) is sprake van een redelijke tijd zoals bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La, na verloop van tussen de vier maanden en een jaar na het indienen van het verzoek, afhankelijk van de ingewikkeldheid van het verzoek en de bekendheid van het beschikkend orgaan met de desbetreffende materie.
2.4
In dit geval staat vast dat ten tijde van de indiening van het bezwaar ruim vier maanden zijn verstreken sinds het bevorderingsverzoek van klager. Verder heeft het gerecht ter zitting, die ruim drie maanden na indiening van het bezwaarschrift is gehouden, vast kunnen stellen dat verweerder nog steeds geen beslissing op het verzoek heeft genomen. Tenslotte volgt uit de overgelegde stukken, dat klager reeds vanaf 2014 meermalen heeft verzocht om te worden benoemd en bevorderd in de functie van ploegleider, zodat verweerder geacht moet worden bekend te zijn met onderhavige materie. Gelet hierop is klager ontvankelijk in zijn bezwaar.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt vervolgens voor de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen weigeren te beslissen op voormeld verzoek van klager. Het gerecht beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
De feiten
4.1
Klager is ambtenaar, werkzaam bij de
Cuerpo Especial Arubano(CEA) en bekleedt vanaf 1 augustus 2007 de functie van beveiligingsmedewerker schaal 6.
4.2
Bij brief van 28 april 2014, ingediend op 5 mei 2014, heeft klager verweerder verzocht hem te benoemen in de functie van ploegleider, zodra daarvoor een vacature openvalt. Bij brieven van 10 april 2019 en 30 oktober 2020 heeft klager voornoemd verzoek herhaald.
4.3
Bij brief van 9 mei 2014 heeft het Hoofd van de Cuerpo Especial Arubano (CEA) klager te kennen gegeven, dat de sollicitatieprocedure is opgeschort.
4.4
Bij brief van 16 mei 2023 heeft klager verzocht om hem naar schaal 7 te bevorderen dan wel hem een waarnemingstoelage toe te kennen.
Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
5.2
Volgens het rangenstelsel Bewakings- en Beveiligingspersoneel gelden voor een bevordering naar de rang van bewakings- en beveiligingsbeambte 2de klasse, in de functie van ploegleider (schaal 7) de volgende vereisten:
a. als onder I.5;
b. tenminste 2 jaar in de rang van bewakings- en beveiligingsbeambte A en in een functie dat het niveau van schaal 7 rechtvaardigt;
c. dienstopleiding/cursus met goed gevolg hebben afgerond;
d. vacature;
e. positieve beoordeling.
De beoordeling
6. Het gerecht stelt voorop dat de weigering te beschikken niet als een afwijzende beschikking, noch als een goedkeurende beschikking wordt gekwalificeerd. Anders dan klager meent, is in deze dus geen sprake van een fictieve weigering van zijn verzoek. De mogelijkheid van het instellen van een rechtsmiddel tegen de weigering om te beschikken is primair een procedureel middel dat kan worden ingezet om het bestuursorgaan te bewegen tot besluitvorming. Gelet hierop dient een ontvankelijk bezwaarschrift ingediend door belanghebbende tegen de weigering om te beschikken gegrond te worden verklaard, waarbij het bestuursorgaan moet worden opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een beschikking af te geven. (vgl. RvBAz van 21 oktober 2009, ECLI:NL:ORBANAA:2009:BK9368).
7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan het gerecht thans alleen nog vaststellen, dat klager aan de anciënniteitseis voor een bevordering naar de rang van bewakings- en beveiligingsbeambte 2de klasse (schaal 7) voldoet. Of klager ook voldoet aan de opleidingseis, functiewaarderingseis en de positieve beoordeling, dient nog te worden onderzocht. Verder is ook onduidelijk gebleven of er een vacature bestaat voor de functie van ploegleider.
8. Het bezwaar is gelet op het bovenstaande gegrond en verweerder zal alsnog een reële beslissing moeten nemen op het verzoek van klager. Het gerecht zal daartoe een termijn stellen van drie maanden na heden.
Proceskosten
9. Verweerder dient op de na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 350,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken ter zitting van maandag 15 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.