ECLI:NL:OGAACMB:2024:18

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303731
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinair ontslag van ambtenaar na strafrechtelijke veroordeling voor mensensmokkel

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 15 april 2024 uitspraak gedaan over het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een disciplinair ontslag. Klager, werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba, was op 2 februari 2022 aangehouden en later veroordeeld voor mensensmokkel. Na zijn veroordeling heeft de Gouverneur op 7 september 2023 besloten klager met onmiddellijke ingang te ontslaan wegens ernstig plichtsverzuim. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, stellende dat hij onder druk handelde en dat een voorwaardelijk ontslag passender zou zijn.

Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaar tijdig had ingediend. Vervolgens heeft het gerecht de feiten en standpunten van beide partijen in overweging genomen. Klager heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan mensensmokkel, maar betoogd dat de opgelegde straf te zwaar was. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de gedragingen van klager, waaronder het afleggen van leugenachtige verklaringen en het zonder toestemming afreizen naar Venezuela, als ernstig plichtsverzuim zijn aan te merken.

De rechter heeft geconcludeerd dat de disciplinaire straf van ontslag gerechtvaardigd is, gezien de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan ambtenaren worden gesteld, vooral binnen de Justitiële keten. Het bezwaar van klager is ongegrond verklaard, en de rechter heeft de beslissing van de Gouverneur bevestigd.

Uitspraak

Uitspraak van 15 april 2024
Gaza nr. AUA202303731

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 7 september 2023, no. 14 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten klager met ingang van de dag van ondertekening daarvan, aldus 7 september 2023, de disciplinaire straf van ontslag op te leggen met onmiddellijke tenuitvoerlegging, en subsidiair om hem wegens functionele ongeschiktheid te ontslaan met ingang van vijf dagen na dagtekening van dit landsbesluit.
Daartegen heeft klager op 24 oktober 2023 bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op 9 februari 2024 producties ingediend.
Op 14 februari 2024 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2024, waar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

de ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 25 september 2023 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klager is ontvankelijk in zijn bezwaar.
de feiten
2.1
Klager is als ambtenaar werkzaam bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGA).
2.2
Op 2 februari 2022 werd klager aangehouden en in verzekering gesteld als verdachte van overtreding van artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht (mensensmokkel).
2.3
Op 23 maart 2022 is klager in vrijheid gesteld.
2.4
Bij brief van 23 maart 2022 is aan klager de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van de DGA ontzegd voor de duur van zes weken. Bij brief van 5 mei 2022 is de toegangsontzegging met zes weken verlengd.
2.5
Bij landsbesluit van 29 juni 2022 heeft verweerder besloten onder meer klager in zijn ambt te schorsen met inhouding van het inkomen.
2.6
Bij e-mail van 9 maart 2023 heeft het Openbaar Ministerie (OM) aan het DRH medegedeeld dat klager bij strafrechtelijk vonnis van het gerecht van 9 maart 2022 veroordeeld is tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren voor mensensmokkel, met een proeftijd van twee jaar.
2.7
Bij brief van 29 maart 2023 heeft verweerder klager meegedeeld dat hij ervan wordt verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan ernstig plichtsverzuim en heeft hij klager in de gelegenheid gesteld om zich te verantwoorden ter zake van het aan hem verweten gedrag.
2.8
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid.
2.9
Bij advies van 18 juli 2023 heeft het Departamento Recurso Humano (DRH) aan verweerder geadviseerd om klager met toepassing van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, van de Lma de disciplinaire straf van ontslag op te leggen, dan wel met toepassing van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma eervol ontslag te verlenen wegen functionele ongeschiktheid.
2.1
Bij het bestreden landsbesluit is klager, conform voormeld advies van het DRH, ontslagen.
de standpunten van partijen
3.1
Aan het gegeven disciplinair ontslag heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Daartoe verwijt verweerder klager – kort samengevat – dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel door zijn zwager te helpen om op illegale wijze Aruba binnen te komen, dat hij zonder voorafgaande toestemming van zijn werkgever naar Panama met als eindbestemming Venezuela is afgereisd, en dat hij in gesprekken met DRH en DGA leugenachtige verklaringen heeft afgelegd over zijn betrokkenheid bij mensensmokkel en zijn reis naar Venezuela. Volgens verweerder zijn deze gedragingen als ernstig plichtsverzuim aan te merken, te meer omdat klager een ambtenaar werkzaam in de Justitieketen is, aan wie hoge eisen van normbesef, integriteit en professionaliteit worden gesteld. Klager heeft een ernstig tekort aan plichts- en normbesef getoond, zodanig dat verweerder geen vertrouwen meer heeft in het integer handelen van klager als medewerker van de Arubaanse gevangenis. Een en ander levert ernstig plichtsverzuim op dat de disciplinaire straf van ontslag rechtvaardigt, aldus verweerder.
3.2
Klager vindt het hem gegeven (disciplinair) ontslag een te zware straf en betoogt daartoe – kort samengevat – dat hij zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel maar niet om winstbejag maar vanwege familiedruk om zijn zwager te helpen. Hij schaamt zich hiervoor en daarom heeft hij tijdens gesprekken die met hem zijn gevoerd in het kader van het disciplinair onderzoek niet de waarheid verteld. Dat hij eerst toestemming moest vragen om naar Venezuela af te reizen was hem niet bekend dus kan dat niet aan hem worden verweten. Indien verweerder het niet wenselijk acht dat hij in de gevangenis werkzaam is, ligt een overplaatsing naar een andere overheidsdienst meer voor de hand dan een ontslag. Indien verweerder niet terug wil komen van strafoplegging, dan is voorwaardelijk ontslag passender gelet op de omstandigheden van het geval. De bestreden beschikking kan derhalve niet in stand blijven, aldus klager.
het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Lma is de ambtenaar gehouden de plichten uit zijn ambt voortvloeiende nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
4.2
Ingevolge artikel 82, eerste lid, kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft.
Ingevolgde het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
4.3
Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder i, kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge het vierde lid kan bij het opleggen van een straf worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd, indien betrokkene zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn, welke die van twee jaren niet te boven mag gaan, niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaats vindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
4.4
Ingevolge artikel 85, eerste lid, wordt de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
4.5
Ingevolge artikel 98, eerste lid, aanhef en onder f, kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Het tweede lid bepaalt – voor zover hier van belang – dat het ontslag niet vroeger kan ingaan, dan de dag, volgende op die, waarop de reden voor het ontslag voor het eerst geconstateerd is en door of namens het bevoegde gezag aan de betrokkene is medegedeeld.
de beoordeling
5. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; uitspraak van 15 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1997), waarbij het gerecht aansluit, noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan. Ook handelen buiten werktijd kan onder omstandigheden strijdig zijn met hetgeen een goed ambtenaar betaamt en daarmee plichtsverzuim opleveren. Dit kan het geval zijn in situaties waarbij het handelen, gelet op de vervulde functie, het aanzien van de openbare dienst heeft geschaad, maar ook in situaties waarbij de hoedanigheid en de gedragingen in de privésfeer onvoldoende gescheiden of te scheiden zijn.
6.1
Desgevraagd heeft klager ter zitting bevestigd dat hij, mede gelet op de strafrechtelijke veroordeling voor mensensmokkel, niet betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim maar dat hij een overplaatsing of een voorwaardelijk ontslag passender acht. Met dit bezwaar beoogt hij te bewerkstelligen dat het gerecht het bestreden besluit vernietigt omdat een te zware straf aan hem is opgelegd. Aangezien niet in geschil is dat klager plichtsverzuim heeft gepleegd, zal het gerecht de proportionaliteit van het bij het bestreden besluit aan klager opgelegde disciplinair ontslag beoordelen.
6.2
Het gerecht is van oordeel dat verweerder het plichtsverzuim bestaande uit, samengevat weergegeven, het plegen van mensensmokkel en de strafrechtelijke veroordeling voor dit feit, het afleggen van leugenachtige verklaringen in het disciplinaire onderzoek en het zonder voorafgaande toestemming tijdens zijn schorsing afreizen naar Venezuela, terecht als ernstig plichtsverzuim heeft gekwalificeerd. Deze feiten zijn verder aan klager toe te rekenen. zodat verweerder bevoegd was om aan klager daarvoor een disciplinaire straf op te leggen.
7.1
Met betrekking tot de vraag of de opgelegde straf evenredig is aan het vastgestelde plichtsverzuim overweegt het gerecht dat verweerder, gelet op de voorbeeldfunctie van ambtenaren, en de hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid die aan hen gesteld mogen worden, erop moet kunnen vertrouwen dat zij hun verplichtingen nauwgezet naleven. Van een ambtenaar in het algemeen, maar van een ambtenaar werkzaam in de Justitiële keten in het bijzonder, mag worden gevergd dat hij zich houdt aan zijn ambtelijke verplichtingen. De gedragingen van klager stroken niet met zijn verplichtingen en maken dat aan zijn integriteit kan worden getwijfeld. Klager heeft niet alleen een strafbaar feit gepleegd maar heeft in het disciplinair onderzoek dat verweerder in verband daarmee heeft ingesteld leugenachtige verklaringen afgelegd. Verder overweegt het gerecht dat verweerder op goede gronden heeft laten meewegen dat klager met zijn handelen het imago van de DGwA ernstig heeft beschadigd.
7.2
Het gerecht is daarom van oordeel dat er sprake is van plichtsverzuim dat zo ernstig is dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, de disciplinaire straf van ontslag daaraan niet onevenredig is. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat al eerder voorwaardelijk ontslag is verleend aan klager zodat het, anders dan klager stelt, niet voor de hand ligt om weer diezelfde straf op te leggen en dan ook nog bij een ernstiger vorm van plichtsverzuim.
8. Nu het voorgaande tot de slotsom leidt dat het onder I. gegeven disciplinair ontslag terecht en op goede gronden is gegeven, behoeft hetgeen klager voor het overige aanvoert geen bespreking meer.
9. Het bezwaar is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.M. Martinez, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.