In deze zaak heeft klaagster, de Gouverneur van Aruba, bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op haar verzoek tot bevordering. Klaagster had op 10 maart 2021 verzocht om bevordering naar schaal 5 per 1 januari 2011 en naar schaal 6 per 1 januari 2014. Dit verzoek werd op 18 november 2022 herhaald, maar er volgde geen beslissing. Klaagster heeft op 4 oktober 2023 bezwaar gemaakt bij het gerecht, waarna verweerder op 15 januari 2024 producties indiende en klaagster op 17 januari 2024 nadere stukken indiende. De behandeling vond plaats op 22 januari 2024, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
Tijdens de zitting bleek dat verweerder op 8 januari 2024 een beslissing had genomen op het bevorderingsverzoek van klaagster, maar deze pas op de zitting had gepresenteerd. Klaagster verzocht het gerecht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat de late beslissing onnodige kosten had veroorzaakt. Het gerecht oordeelde dat, ondanks de beslissing van 8 januari 2024, klaagster nog belang had bij de beoordeling van haar bezwaar. Het gerecht concludeerde dat verweerder in strijd had gehandeld met de goede procesorde door de beslissing zo laat te presenteren.
Het gerecht verklaarde het bezwaar gegrond en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten aan klaagster, vastgesteld op Afl. 350,-. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn op 11 maart 2024, en beide partijen hebben het recht om in hoger beroep te gaan bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken.