In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een politieagent, klager, tegen een landsbesluit van de Gouverneur van Aruba. Dit landsbesluit, genomen op 11 oktober 2023, bepaalde dat klager met ingang van 1 november 2021 zou worden bevorderd naar de rang van hoofdagent. Klager maakte bezwaar tegen de ingangsdatum van deze bevordering, stellende dat hij al sinds 1 september 2018 aan alle bevorderingseisen voldeed. Klager had zijn Midden Kaderopleiding met goed gevolg afgerond en voerde feitelijk de functie van specialist uit, maar de bevordering werd pas opengesteld in 2021. Het gerecht heeft de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de formele termijn was gebeurd. Het gerecht oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn bezwaar.
De rechter heeft vervolgens de feiten en de wettelijke kaders rondom de bevordering van politieambtenaren besproken. Het gerecht benadrukte dat bevordering geen recht is, maar een discretionaire bevoegdheid van het bevoegde gezag. De rechter concludeerde dat klager niet eerder dan 1 november 2021 voldeed aan de vereisten voor bevordering, en dat de Gouverneur op goede gronden had besloten om de bevordering met deze ingangsdatum vast te stellen. Klager's beroep op het gelijkheidsbeginsel en andere beginselen werd verworpen, omdat de omstandigheden van zijn collega's niet vergelijkbaar waren met die van hem. Uiteindelijk verklaarde het gerecht het bezwaar ongegrond en gaf aan dat er geen grond was voor proceskostenvergoeding.