In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om bijzondere vrijstelling van dienst met behoud van inkomen (bvvd) voor deelname aan carnavalsactiviteiten in Curaçao. Klager, werkzaam bij de Dienst Landmeetkunde en Vastgoedregistratie, had eerder bvvd ontvangen voor deelname aan culturele evenementen, maar zijn recente verzoek werd afgewezen door de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidszorg, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening. Klager diende op 26 juni 2023 bezwaar in tegen deze afwijzing, waarna de zaak op 26 februari 2024 ter zitting werd behandeld. Klager was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde mr. J.J.S. Poeran vertegenwoordigde hem.
De Minister stelde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat klager zijn verzoek pas na de activiteiten had ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de bestreden beschikking onbevoegdelijk was genomen, aangezien de gouverneur het bevoegde gezag is voor het verlenen van bvvd. Bovendien concludeerde het Gerecht dat de Minister onvoldoende belangenafweging had gemaakt en dat de beschikking niet zorgvuldig tot stand was gekomen. Het bezwaar van klager werd gegrond verklaard, en de bestreden beschikking werd vernietigd. De gouverneur werd opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak te beslissen op de verzoeken van klager om vrijstelling van dienst.
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en bevoegdheid bij het nemen van besluiten in ambtenarenzaken, evenals de noodzaak voor een goede belangenafweging door het bevoegde gezag.