ECLI:NL:OGAACMB:2024:10

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301177
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en bezwaar tegen verschuiving bevorderingsdatum

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 8 januari 2024 uitspraak gedaan op het bezwaar van de klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit van 12 januari 2023. Dit landsbesluit betrof de bevordering van klaagster naar de rang van hoofdcommies (schaal 10) met ingang van 1 september 2022. Klaagster, die werkzaam was bij de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS), had bezwaar gemaakt tegen de verschuiving van haar bevorderingsdatum, omdat zij in de anciënniteitsperiode arbeidsongeschikt was geweest. Klaagster stelde dat verweerder niet had gekeken naar de aard van haar ziekte, kanker, en dat er geen ziekteverzuimbeleid was opgesteld. Het Gerecht oordeelde dat verweerder niet conform zijn vaste gedragslijn had gehandeld en dat het bestreden landsbesluit niet in stand kon blijven. Het bezwaar van klaagster werd gegrond verklaard, het bestreden landsbesluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden opnieuw te beslissen over de bevordering van klaagster. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 8 januari 2024
Gaza nr. AUA202301177

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 12 januari 2023 no. 9 (bestreden landsbesluit), door klager ontvangen op 23 maart 2023, heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 september 2022 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10, dienstjaar 5).
Hiertegen heeft klager op 28 maart 2023 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 30 oktober 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 6 november 2023. Klager is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is gewezen ambtenaar werkzaam bij de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) en bekleedde sinds 1 november 2019 de rang van commies 1ste klasse (schaal 9).
1.2
Bij brief van 3 februari 2022 heeft de directeur DIMAS voorgesteld om klaagster te bevorderen naar de rang van commies (schaal 10).
1.3
Bij het bestreden landsbesluit heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 september 2022 te bevorderen naar de rang van hoofdcommies (schaal 10, dienstjaar 5).
1.4
Aan klaagster is met ingang van 1 januari 2023 eervol ontslag uit overheidsdienst verleend.
het bestreden landsbesluit
2. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat klaagster in de anciënniteitsperiode, te weten vanaf 1 november 2019 tot 1 november 2021, 289 van de 730 dagen arbeidsongeschikt is geweest oftewel per jaar gemiddeld 144,5 dagen. Verweerder hanteert een nieuwe gedragslijn waarbij het bevorderingsmoment uitgesteld wordt met eenzelfde aantal dagen als het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsdagen gedurende de anciënniteitsperiode als de ambtenaar gemiddeld 55 kalenderdagen per jaar oftewel 15% arbeidsongeschikt is geweest. Om die reden wordt de bevorderingsdatum met tweehonderdnegenentachtig dagen verlengd en bepaald op 1 september 2022.
bezwaargronden
3. Het bezwaar is gericht tegen de verschuiving van de bevorderingsdatum naar
1 september 2022. Daaraan heeft klaagster - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat verweerder niet naar de aard van haar ziekte heeft gekeken, namelijk kanker. Bij die ziekte is bekend dat de behandelingsperiode langdurig is. Voorts heeft verweerder nimmer een ziekteverzuimbeleid opgesteld en bekendgemaakt. Van een nieuwe gedragslijn kan dan ook geen sprake zijn. De beslissing is in strijd met het zorgvuldigheids-, motiverings- en het rechtszekerheidsbeginsel. Klaagster stelt zich op het standpunt dat zij met ingang van 1 november 2021 bevorderd dient te worden naar schaal 10.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
4.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba (BRA) dient een ambtenaar om in aanmerking te komen voor een bevordering te voldoen aan de in bijlage B van die regeling opgenomen bevorderingseisen (eerste lid) en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (tweede lid).
4.3
Voor een bevordering tot de rang van hoofdcommies (schaal 10) is volgens de bijlage B van de BRA vereist dat de ambtenaar een functie bekleedt welke een waardering op het niveau van hoofdcommies rechtvaardigt (de functiewaarderingsvereiste), en voorts reeds ten minste twee jaar dienst in de voorafgaande rang moet hebben volbracht (de anciënniteitsvereiste).
De beoordeling
5.1
Klaagster beroept zich op onbekendheid met de door verweerder gehanteerde nieuwe vaste gedragslijn. Dit betoog slaagt. Tot voor kort hanteerde verweerder een vaste gedragslijn op grond waarvan het bevorderingsmoment wordt verschoven als sprake was van een periode van meer dan negentig dagen arbeidsongeschiktheid (90-dagen gedragslijn). In het bestreden landsbesluit hanteert verweerder de zogenaamde “nieuwe gedragslijn” dat in overweging 2 is beschreven. Op grond daarvan heeft verweerder in het bestreden landsbesluit het bevorderingsmoment van klaagster uitgesteld met eenzelfde aantal dagen als het aantal dagen waarop zij arbeidsongeschikt was..
5.2
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat is besloten om af te zien van de “nieuwe gedragslijn” en dat verweerder terug is gegaan naar de toepassing van de “90-dagen gedragslijn” inhoudende een gedoogd verzuim van 90-dagen zonder dat de bevordering wordt vertraagd. Tevens heeft verweerder verklaard dat het bestreden landsbesluit in verband daarmee spoedig zal worden ingetrokken en dat een nieuw landsbesluit zal worden geslagen ten aanzien van de bevordering van klaagster.
5.3
Al omdat verweerder zelf erkent bij het bestreden landsbesluit niet conform zijn vaste gedragslijn te hebben gehandeld kan dat landsbesluit niet in stand blijven en slaagt het bezwaar van klaagster. Het bezwaar is dus gegrond. Om die reden komt het Gerecht niet toe aan de beoordeling van de overige bezwaargronden van klaagster. Nu verweerder in verband met deze procedure bekend is met deze bezwaargronden verstaat het Gerecht dat verweerder hiermee rekening zal houden in het landsbesluit dat hij voornemens is te slaan ter vervanging van het bestreden landsbesluit.
6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het bestreden landsbesluit van 12 januari 2023;
- draagt verweerder op om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak opnieuw te beslissen inzake de bevordering van klaagster naar de rang van hoofdcommies (schaal 10);
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 januari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.