In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, op 2 maart 2022 een verzoek ingediend om een uitkering bij wijze van pensioen. Dit verzoek werd op 31 augustus 2022 herhaald, maar het gerecht heeft tot op heden geen beslissing genomen. Klager heeft hierop op 25 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing. De zitting vond plaats op 12 december 2022, waar klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. L.A. Hernandis, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman.
Het gerecht heeft overwogen dat volgens artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak een bezwaarschrift kan worden ingediend tegen een weigering om te beschikken. De wetgeving stelt dat een orgaan wordt geacht de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken indien het binnen de daarvoor bepaalde tijd geen beslissing heeft genomen. In dit geval is de termijn van dertig dagen na de indiening van het verzoek van klager nog niet verstreken, maar het gerecht oordeelt dat verweerder bekend was met het verzoek van klager, aangezien er eerder in 2010 al een verzoek was ingediend.
Het gerecht concludeert dat het bezwaar gegrond is, omdat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen op het verzoek van klager. Het gerecht verwijst naar eerdere jurisprudentie die stelt dat de weigering om te beschikken niet als een afwijzende of goedkeurende beschikking kan worden gekwalificeerd. Verweerder wordt opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een beslissing te nemen op het verzoek van klager. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, begroot op Afl. 350,-.