ECLI:NL:OGAACMB:2023:69

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300530
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar naar adjunct-commies en de ingangsdatum van deze bevordering

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit van 12 januari 2023. Dit landsbesluit betrof de bevordering van klaagster naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) met ingang van 1 oktober 2019. Klaagster, die sinds 1 januari 1999 de rang van hoofdklerk (schaal 5) bekleedt, had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van haar bevordering. Klaagster stelde dat haar bevorderingsverzoek van 31 mei 2022 als registratiedatum moest worden aangemerkt, waardoor zij met terugwerkende kracht naar schaal 6 bevorderd zou moeten worden per 31 mei 2019.

Het gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Klaagster voldeed aan de vereisten voor bevordering, maar verweerder hanteerde een beleid dat bevorderingen niet meer dan drie jaar terug mogen werken vanaf de datum van registratie van het verzoek. Het gerecht oordeelde dat de ingangsdatum van de bevordering, zoals vastgesteld door verweerder, niet in overeenstemming was met het beleid en dat klaagster recht had op een bevordering met terugwerkende kracht naar 31 mei 2019.

De uitspraak van het gerecht verklaarde het bezwaar van klaagster gegrond, vernietigde het bestreden landsbesluit en droeg verweerder op om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen over de bevordering van klaagster. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster, begroot op Afl. 1.400,-.

Uitspraak

Uitspraak van 11 december 2023
Gaza nr. AUA202300530

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 12 januari 2023 (bestreden landsbesluit) heeft verweerder besloten om klaagster met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
Hiertegen heeft klaagster op 10 februari 2023, aangevuld op 31 maart 2023 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Klaagster heeft een nader stuk ingediend.
Verweerder heeft op 27 oktober 2023 een contramemorie/pleitnota met een productie ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 30 oktober 2023. Partijen zijn verschenen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klaagster was als ambtenaar werkzaam bij het Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) in de functie van administratief medewerker.
1.2
Klaagster bekleedt sinds 1 januari 1999 de rang van hoofdklerk (schaal 5).
1.3
Bij brief van 31 mei 2022 verzoekt klaagster om met ingang van 1 maart 2019 naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) te worden bevorderd.
1.4
Bij voorstel van 10 augustus 2022 heeft de directeur van het DIMAS een voorstel gedaan om klaagster naar de rang van adjunct-commies (schaal 6) te bevorderen.
1.5
Bij advies van het Departamento Recurso Humano (DRH) is aan verweerder geadviseerd om klaagster met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar de rang van adjunct-commies (schaal 6).
1.6
Bij bestreden landsbesluit heeft verweerder, conform voormeld advies, besloten om klaagster met ingang van 1 oktober 2019 te bevorderen naar schaal 6.
De standpunten van partijen
2.1
Aan de bestreden beschikking heeft verweerder – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat klaagster sinds 1 januari 1999 de rang van hoofdklerk bekleedt, dat klaagster op 1 maart 2008 meer dan twee jaar dienst in het maximum van schaal 5 heeft volbracht, en dat klaagster voor het overige aan de bevorderingseisen voldoet om, conform het bevorderingsbeleid bij 25 jaar overheidsdienst, in aanmerking te komen voor een bevordering naar de rang van adjunct-commies (schaal 6). Derhalve is besloten om klaagster met ingang van 1 oktober 2019 naar schaal 6 te bevorderen.
Verweerder heeft ter zitting, desgevraagd, te kennen gegeven dat klaagster niet eerder dan met ingang van 1 oktober 2019 naar schaal 6 kan worden bevorderd, nu zij pas met ingang van 1 oktober 2019 in aanmerking komt voor een gratificatie vanwege haar 25 jarig ambtsjubileum. Weliswaar heeft klaagster op 1 maart 2015 25 jaar in overheidsdienst bereikt, maar het toekennen van een gratificatie bij ambtsjubileum gaat niet automatisch. Pas op 6 september 2022 heeft de directeur van het DIMAS een voorstel hiervoor gedaan. Deze datum is dan ook aangemerkt als registratiedatum van het verzoek. Gelet op het feit dat verweerder (ook) bij gratificaties de regel van drie jaar terugwerkende kracht als vast gedragslijn hanteert, is aan klaagster met ingang van 1 oktober 2019 een gratificatie vanwege haar 25 jarige ambtsjubileum toegekend. Nu de bevordering van klaagster naar schaal 6 gekoppeld is aan het moment van het bereiken van haar 25 jaar overheidsdienst, kan zij ook niet eerder dan de datum van het toekennen van de gratificatie en dus niet eerder dan 1 oktober 2019 naar schaal 6 worden bevorderd, aldus verweerder.
2.2
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum van haar bevordering, en stelt zich hierbij – kort samengevat – op het standpunt dat verweerder de datum van haar bevorderingsverzoek van 31 mei 2022 als registratiedatum dient aan te merken. Rekening houdend met het driejarenbeleid – dient zij dan ook met ingang van 31 mei 2019 naar schaal 6 te worden bevorderd. Dat het voorstel van de directeur inzake het toekennen van een gratificatie in verband met haar 25 jarige ambtsjubileum op een latere datum is geregistreerd dan wel dat aan klaagster met ingang van een latere datum een gratificatie is toegekend, maakt dit niet anders, aldus klaagster.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerst lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: Lma) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
3.2
Ingevolge artikel 4 van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (BRA) dient klager om in aanmerking te komen voor een bevordering, te voldoen aan de in bijlage B opgenomen bevorderingseisen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht (vereiste van gunstige beoordeling).
3.3
Ingevolge het door het bevoegde gezag gehanteerde beleid, zoals vastgelegd in de beslissing van de ministerraad van 17 juli 2012 (BE-44-A/12 Personeelsagenda), inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst kan aan personeel in dienst van het Land Aruba in schalen A en B en schalen 1 tot en met 5 een bevordering worden toegekend naar de eerstvolgende schaal bij 25 jaar overheidsdienst en meer dan 2 jaar in de maximumschaal (hierna: het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst).
De beoordeling
4.1
Verweerder voert het beleid dat bevorderingen niet meer dan drie jaren mogen terugwerken gerekend vanaf de datum van de officiële registratie van het verzoek daartoe. Het bevorderingsverzoek van klaagster is op 31 mei 2022 geregistreerd waardoor, volgens voormeld beleid, klaagster eerst met ingang van 31 mei 2019 eventueel in aanmerking komt voor een bevordering naar schaal 6.
4.2
Volgens vaste rechtspraak doorstaat het door verweerder gehanteerde beleid van drie jaar terugwerkende kracht bij bevorderingen en toekenning van toelagen de rechterlijke toets. De in het bestreden landsbesluit gekozen ingangsdatum is, gelet op het feit dat het verzoek dateert van 31 mei 2022, niet in overeenstemming daarmee. Vast staat dat klaagster aan de vereisten voldoet van het onder r.o. 3.3 opgenomen beleid van verweerder voor het toekennen van de eerstvolgende schaal bij 25 jaar overheidsdienst. Dat aan klaagster op een later moment een gratificatie in verband met haar 25 jarige ambtsjubileum is toegekend, doet daar niet aan af. De stelling van verweerder dat de bevordering conform voornoemd beleid samenhangt met het toekennen van een gratificatie, wordt niet gevolgd, omdat dat niet uit dat beleid volgt. Relevant is of iemand feitelijk 25 jaar in overheidsdienst is. Niet in geschil is dat daarvan sprake is. Bovendien is het aan verweerder om vast te stellen of klaagster voldoet aan de vereisten voortvloeiend uit het door hem gevoerde beleid, waaronder een 25-jarig dienstverband. Of daarvan sprake is, is niet afhankelijk van de omstandigheid of klaagster al dan niet om een gratificatie verzoekt. Het gerecht is derhalve van oordeel dat verweerder bij het bestreden landsbesluit op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan het beleid inzake bevordering bij 25 jaar overheidsdienst.
5. Gelet op het vorenstaande ziet het gerecht aanleiding het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden landsbesluit te vernietigen en verweerder op te dragen binnen een hierna te melden termijn, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing inzake de bevordering van klaagster te nemen.
6. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het bezwaar gegrond;
  • vernietigt het bestreden landsbesluit van 12 januari 2023;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen hierin is overwogen, een nieuwe beslissing dient te nemen inzake de bevordering van klaagster naar de rang van adjunct-commies (schaal 6);
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.