ECLI:NL:OGAACMB:2023:62

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303412
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in ambtenarenrechtelijke interne verschuiving

Op 4 december 2023 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin een ambtenaar, werkzaam bij het Departamento di Aduana, verzocht om een voorlopige voorziening tegen zijn interne verplaatsing van de Sectie Luchthaven Vracht naar de Afdeling Techniek. De verzoeker, die tevens voorzitter is van de douanevakbond SADA, stelde dat deze verplaatsing een represaille was vanwege zijn eerdere bezwaren tegen een dienstinstructie. De verweerder, de directeur van het Departamento di Aduana, betwistte de spoedeisendheid van het verzoek en stelde dat de verplaatsing in het belang van de dienst was. Het gerecht oordeelde dat de verzoeker geen spoedeisend belang had en dat de beslissing van de verweerder redelijk was, gezien de onrust op de werkvloer en het niet naleven van het beleid door de verzoeker. De rechter wees het verzoek af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorziening bij voorraad.

Uitspraak

Uitspraak van 4 december 2023
Gaza nummer AUA202303412

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen:

DE DIRECTEUR DEPARTAMENTO DI ADUANA,

zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij “inter bureau memo” (hierna: memo) van 1 september 2023 heeft verweerder besloten om verzoeker met ingang van 15 september 2023 van Sectie Luchthaven Vracht naar Afdeling Techniek te verplaatsen.
Hiertegen heeft verzoeker op 26 september 2023 bezwaar gemaakt.
Op diezelfde datum heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Namens verweerder zijn op 20 oktober 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek samen maar niet gevoegd met zaak geregistreerd onder nummer AUA202303410, behandeld in raadkamer van 23 oktober 2023. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij zijn gemachtigde.
Verweerder heeft desgevraagd op 24 oktober 2023 stukken ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
1.2
Klager heeft op 26 september 2023 een bezwaarschrift ingediend, tegen de beslissing van zijn diensthoofd om hem intern te verplaatsen. Hij kan dus worden ontvangen in onderhavig verzoek.
Het verzoek
2.1
Onderhavig verzoek strekt tot het schorsen van de interne verplaatsing van verzoeker naar de Afdeling Techniek. Aan zijn verzoek heeft verzoeker -samengevat- ten grondslag gelegd, dat mutaties normaliter elke drie jaar plaatsvinden en dat er geen valide reden is om hem reeds na negen maanden van werkplek te veranderen De tewerkstelling bij Afdeling Techniek zal zijn functioneren als voorzitter van de vakbond SADA bovendien bemoeilijken. Verzoeker ziet deze verplaatsing als represaille, omdat hij en enkele andere collega’s bezwaar maakten tegen de merkwaardige dienstinstructie van 15 augustus 2023 om geen enkele op groen gezette vracht te controleren. Hiertegen zijn onder leiding van de vakbond acties gevoerd.
Het verweer
2.2
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft voor het treffen van een onverwijlde voorziening, omdat met de verplaatsing van verzoeker naar een andere afdeling geen afbreuk wordt gedaan aan de rechtspositie of functie van verzoeker.
Verder heeft verweerder betoogd, dat het in deze niet gaat om een overplaatsing als bedoeld in artikel 53 van de Lma, maar om een discretionaire bevoegdheid van verweerder om in het dienstbelang te allen tijde een werknemer intern naar een andere afdeling of andere sectie te verplaatsen.
Tenslotte heeft verweerder aangevoerd, dat verzoeker in het belang van de dienst is verplaatst, gelet op zijn gedraging op de werkvloer, het veroorzaken van onrust en de onnodige tegenwerking van cliënten. Verweerder heeft in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid tot interne verschuiving nu dit in het belang van de dienst is geweest. Aldus verweerder.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt voor de vraag of ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker een onverwijlde voorziening wenselijk is. Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Verzoeker is douaneambtenaar werkzaam bij Departamento di Aduana (DAD) in de functie van Hoofdkommies 1ste klasse. Verzoeker is tevens voorzitter van de douanevakbond SADA.
4.2
De DAD bestaat uit verschillende secties en afdelingen, o.a. Sectie Stad, Sectie Luchthaven, Sectie Haven, Sectie douanerecherche (DRI), Afdeling Techniek, en Afdeling Asycuda. Alle secties hebben een eigen chef.
4.3
Bij inter-bureau memo van 30 november 2017 werd bekend gemaakt dat verzoeker met ingang van 1 januari 2018 wordt verplaatst van Sectie Luchthaven naar Afdeling Techniek.
Bij inter-bureau memo van 20 juni 2018 werd bekend gemaakt dat verzoeker met ingang van 16 juli 2018 wordt verplaatst van Afdeling Techniek naar Sectie Haven.
Bij inter-bureau memo van 9 januari 2022 (lees: 2023) werd bekend gemaakt dat verzoeker met ingang van 1 januari 2023 wordt verplaatst van Sectie Haven naar Sectie Luchthaven Vracht (loods).
4.4
Bij beleid van 4 maart 2014, vastgelegd in de zogenoemde “Instructie controle diepgang”, zijn regels vastgesteld met betrekking tot de wijze van controlediepgang en selectiekleuren, waarbij voor de kleur GROEN geldt, dat de goederen direct worden weggevoerd, de verificatie direct door het systeem wordt beëindigd, en dat aangifte en bescheiden administratief worden afgedaan. In dat beleid staat verder -voor zover hier van belang- het volgende:
“ (…) De werkwijze van de Douane dient uniform te zijn. De wijze waarop de Douane handelt, wordt daardoor voor de klanten herkenbaar. De Douane Aruba dient in haar gehele ambtsgebied gelijke zaken op gelijke wijze te benaderen. Een uniforme werkwijze is ook van belang voor de Douane zelf. (…)
Dit leidt ertoe dat de verifiërende ambtenaar in beginsel slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan afwijken van de vooraf vastgestelde controlemaatregelen. Indien men wenst af te wijken dient dit gemotiveerd voorgelegd te worden aan de Teamleider. (…)
Bij veelvuldig afwijken van de selectieresultaten ontstaat er onduidelijkheid over de betrouwbaarheid van het selectiesysteem. (…)
Wanneer van de controle maatregel wordt afgeweken, stelt de controlerende ambtenaar de betrokkene desgevraagd in kennis van de redenen voor de afwijking. (…)
De reden van de afwijking en de bevindingen bij de controle dienen steeds te worden vastgesteld in ASYCUDA. De vastlegging geschiedt in ASYCUDA in het onderdeel Controle handeling in het vak “inspectie Werk” (inspection act). Het niet volgen van het voorgeschreven controlebeleid wordt aangemerkt als plichtsverzuim.”.
4.5
Bij inter-bureau memo van 15 augustus 2023 heeft de chef Sectie Luchthaven het personeel van Sectie Luchthaven in herinnering gebracht wat het hierboven vermeld beleid met betrekking tot de kleur GROEN is.
4.6
Bij brief van 23 augustus 2023 gericht aan hun chef en de leiding van de DAD, hebben een 8-tal medewerkers, onder wie verzoeker, hun verbazing en zorg over voornoemd inter-bureau memo van 15 augustus 2023 uitgesproken en verzocht om een overleg met de chef, de plv. chef en wnd. directeur, op korte termijn om deze instructie te bespreken.
4.7
Het Management Team van de DAD heeft in de vergadering van 29 augustus 2023 besloten om vier medewerkers, onder wie verzoeker, met ingang van 15 september 2023 intern te verschuiven, in die zin dat verzoeker zal worden verplaatst naar Afdeling Techniek. Deze beslissing is bij de bestreden memo bekend gemaakt.
4.8
In een emailbericht van 1 september 2023 (om 9:03 am) gericht aan verzoeker, heeft verweerder verzoeker bericht, dat hij verzoeker heeft uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek naar aanleiding van het inter-bureau memo van 15 augustus 2023, en dat verzoeker gerapporteerd zal worden indien hij niet verschijnt.
4.9
Bij emailbericht van 1 september 2023 (om 9:17 am) heeft de juridisch adviseur van SADA tevens gemachtigde van verzoeker, verweerder bericht dat de betreffende ambtenaren op 31 augustus 2023, gesteund door de vakbond, een walk-out hebben gehouden, en dat er meerdere acties zullen volgen indien de leiding van de DAD deze kwestie niet uiterlijk 5 september 2023 met de vakbond heeft besproken.
4.1
De betreffende ambtenaren hebben, gesteund door de vakbond, op 6 september 2023 een actie gehouden. Bij brief van 7 september 2023 heeft verzoeker, als voorzitter van de vakbond, acties aangekondigd voor de volgende dag en voor maandag 11 september, indien niet uiterlijk op 8 september voor 12 uur een vergadering zou zijn belegd. Bij emailbericht van 8 september 2023 heeft verweerder verzoeker, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de vakbond, bericht dat op dinsdag 12 september 2023 een vergadering zal plaatsvinden.
Beoordeling
5. Een verzoek om voorlopige voorziening kan worden toegewezen als redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure in stand zal blijven. Voor het treffen van een voorziening bij voorraad zal verder slechts aanleiding bestaan indien de verzoeker een zodanig spoedeisend belang heeft, dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de beslissing in de bodemzaak afwacht.
6.1
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt het gerecht vast, dat klager in het recente verleden binnen zeven maanden tweemaal intern is verplaatst en vervolgens na 4½ jaar weer. Dat de mutaties normaliter om de drie jaar plaatsvinden, zoals door verzoeker gesteld, is wat hem betreft dan ook niet gebleken.
Verder is uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken gebleken, dat er onrust op de werkvloer is ontstaan vanwege de memo van 15 augustus 2023, en dat verzoeker hierin, als voorzitter van de vakbond, het voortouw heeft genomen. Wat betreft het standpunt van verzoeker dat bij de memo een merkwaardige (nieuwe) dienstinstructie werd gegeven waarover hij en anderen uitleg wensten, overweegt het gerecht, dat hetgeen in de memo staat vermeld enkel een herhaling is van vastgesteld beleid uit 2014. Zo staat het ook in de memo vermeld. Hieruit volgt, naar het oordeel van het gerecht, dat verzoeker zijn werkzaamheden bij Sectie Luchthaven Vracht kennelijk niet uitvoerde conform dat vigerende beleid. Naar het voorlopig oordeel van het gerecht heeft verweerder naar aanleiding hiervan in samenhang met de onrust op de werkvloer die mede door verzoeker werd veroorzaakt, in redelijkheid en in het belang van de dienst mogen beslissen om verzoeker te verschuiven naar een andere werkplek. Dat deze verschuiving voor verzoeker enige schade of onevenredig nadeel met zich brengt, is in deze procedure niet gebleken.
7. Gelet hierop bestaat dan ook redelijke kans dat de bestreden beslissing in de bodemprocedure in stand zal blijven. Hieruit volgt dat er geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorziening bij voorraad. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is op 4 december 2023 in raadkamer gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier, M.R. de Cuba.
Tegen deze uitspraak staat geen voorziening open.