ECLI:NL:OGAACMB:2023:60

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202203848
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing tweede herkansing opleiding Hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen

In deze zaak heeft klager, een douaneambtenaar werkzaam bij Departamento di Aduana, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een tweede herkansing voor het tentamen van het vak Tarief en Vrijstellingen in de opleiding Hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen. De bestreden beschikking, gedateerd 30 september 2022, wees het verzoek af, waarop klager op 2 november 2022 bezwaar heeft gemaakt. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 19 juni 2023, waarbij klager werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. E. Duijneveld, en verweerder door mr. Y.F.M. Kaarsbaan.

Het gerecht heeft vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift na de wettelijke termijn heeft ingediend, maar dat hij ontvankelijk is omdat hij tijdig kennis heeft genomen van de bestreden beschikking. Klager stelt dat de afwijzing in strijd is met het motiverings-, rechtszekerheids- en fair-playbeginsel, en dat hij in het verleden wel een extra kans heeft gekregen, terwijl verweerder zich beroept op de strikte toepassing van de regels van de ministeriële beschikking die slechts één herkansingsmogelijkheid toestaat.

Het gerecht heeft geoordeeld dat verweerder op goede gronden heeft besloten om het verzoek van klager om een tweede herkansing af te wijzen. De normering van de tentamens is volgens het gerecht niet in strijd met de wet, en het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, omdat klager niet kan aantonen dat hij in een gelijke situatie verkeert als de collega’s die wel een extra herkansing hebben gekregen. De uitspraak van het gerecht is dat het bezwaar ongegrond is verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 27 november 2023
Gaza nr. AUA202203848

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
gericht tegen:
DE DIRECTEUR VAN DEPARTAMENTO DI ADUANA TEVENS VOORZITTER VAN DE OPLEIDING HOOFDKOMMIES DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 30 september 2022 (de bestreden beschikking) heeft verweerder het verzoek van klager van 28 september 2022, om een derde kans (tweede herkansing) voor het tentamen voor het vak
Tarief en Vrijstellingenvan de opleiding Hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen, afgewezen.
Hiertegen heeft klager op 2 november 2022 bezwaar gemaakt, door het indienen van een pro-forma bezwaarschrift. Op 15 december 2022 heeft klager de gronden van zijn bezwaar aangevuld.
Verweerder heeft op 17 juni 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 19 juni 2023. Klager is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft desgevraagd op 3 juli 2023 nadere stukken ingediend, waarna klager in de gelegenheid is gesteld schriftelijk te reageren op de stukken.
Klager heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift na het verstrijken van de in artikel 41, eerste lid, van de La gestelde termijn ingediend. Hij heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking op 3 oktober 2022 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat deze beslissing in strijd is met het motiverings-, het rechtszekerheids- en het fair-playbeginsel.
Daartoe heeft hij - samengevat - aangevoerd, dat het vak Tarief en Vrijstellingen één vak is bestaande uit 96 lesuren, en dat verweerder in strijd met de Ministeriële Beschikking heeft besloten dit vak te splitsen en ook twee tentamens te geven, waarna van die cijfers een gemiddelde is genomen, waarbij een normering is gehanteerd die in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Verder heeft verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel het verzoek van klager om een tweede herkansing voor het tentamen voor het vak Tarief en Vrijstellingen, afgewezen. In het verleden is namelijk wel aan verschillende cursisten een tweede herkansing gegeven, zoals [betrokkene 1], [betrokkene 2], [betrokkene 3], betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6] en aan [betrokkene 7]. Aldus klager.
2.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking - samengevat en zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd dat conform artikel 22 van de ministeriële beschikking van de opleiding geen extra herkansing mogelijk is, dat de aan de interne opleiding gebonden regels strikt worden toegepast, dat in het verleden begane fouten niet hoeven te worden herhaald, en dat met het toestaan van een derde kans aan klager, geen recht wordt gedaan aan de cursisten die bij de vorige Hoofdkommies opleiding voor dezelfde reden van de opleiding zijn verwijderd.
Het geschil en het toetsingskader
3. In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten om het verzoek van klager om een tweede herkansing van het tentamen voor het vak Tarief en Vrijstellingen, af te wijzen. Het gerecht neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking.
De feiten
4.1
Klager is douaneambtenaar werkzaam bij Departamento di Aduana (DAD).
4.2
Bij ministeriële beschikking van 9 maart 2021 (de MB) is het Reglement voor de opleiding Hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen (hierna: de opleiding) vastgesteld.
4.3
Ingevolge artikel 2 van de MB bedraagt de duur van de opleiding 12 maanden, bestaat de opleiding uit 11 vakken/modules met een totaal van 499 lesuren, waaronder het vak Tarief en Vrijstellingen voor 96 lesuren, en worden de modules afgesloten met een tentamen, zoals omschreven in het examenreglement.
Ingevolge artikel 9 van de MB, onder hoofdstuk 2, het examenreglement, wordt het examen in beginsel schriftelijk afgenomen en bestaat het uit een tentamen voor elk vak (lid 1), en bestaat er bij het behalen van een onvoldoende voor een tentamen slechts een herkansingsmogelijkheid (lid 3).
Ingevolge artikel 22, eerste lid, van de MB is de kandidaat voor het examen geslaagd indien hij/zij:
a. voor alle examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer;
b. voor de vakken Lv. IUD en Tarief mogen er geen cijfers lager dan een 6 behaald worden.
c. behoudens letter b., voor één vak een vier (4) met twee compensatiepunten of twee vijven (5) met één compensatiepunt voor elke 5 heeft behaald en voor de overige vakken een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer.
4.4
Klager heeft deelgenomen aan de opleiding in de periode 2021-2022. Hij heeft voor het vak Tarief en Vrijstellingen uiteindelijk een 4 behaald en voor de vakken ‘Bijzondere verordening’, ‘Handelswetenschappen’ en ‘Tarief’ telkens een 5.
4.5
Bij bezwaar/verzoek van 28 september 2022 heeft klager bezwaar gemaakt, niet in de zin van zijn eindcijfer, maar om te verzoeken om nog een kans te krijgen om het tentamen te maken, omdat hij heel veel tijd in de opleiding heeft gestoken, veel heeft opgeofferd, zijn gezin in de wacht heeft gezet, en omdat in het verleden aan cursisten wel een extra kans werd gegeven om een hertentamen te maken.
4.6
Bij bestreden beschikking van 30 september 2022 heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
4.7
Bij beschikking van 18 oktober 2022 heeft verweerder besloten dat klager niet meer kan slagen en daarom van de opleiding wordt verwijderd. Hiertegen is klager niet opgekomen.
De beoordeling
5.1
Het gerecht overweegt dat uit de overgelegde stukken noch het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de MB, door voor het vak Tarief en Vrijstellingen twee verschillende deeltentamens af te nemen en voor het eindcijfer van dat vak een gemiddelde van die twee cijfers te nemen. Niet is immers gebleken dat het vak niet uit 96 lesuren, zoals voorgeschreven, heeft bestaan. Dat er verschillende aantal lesuren zijn gewijd aan verschillende onderdelen van het vak, maakt dit niet anders. Evenmin is gebleken dat verweerder hiermee heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in hoofdstuk 2, het examenreglement, van de MB.
5.2
Wat betreft de normering van de tentamens, overweegt het gerecht dat deze geldt voor alle kandidaten die aan deze opleiding zullen deelnemen en daarom op één lijn dient worden gesteld met besluiten van algemene strekking. Gelet op het bepaalde in artikel 35, vierde lid van de LA, kan de normering dus niet door de ambtenarenrechter worden beoordeeld.
5.3
Wat betreft het standpunt van klager dat verweerder hem, anders dan in voorgaande jaren, geen tweede herkansing heeft gegund, overweegt het gerecht het volgende.
De MB is gedateerd 9 maart 2021. Klager behoort kennelijk tot een van de eerste groepen die op grond van deze MB de opleiding Hoofdkommies der Invoerrechten en Accijnzen heeft gevolgd. Ingevolge de MB bestaat er slechts één herkansingsmogelijkheid en klager heeft hiervan ook gebruik gemaakt. Naar het oordeel van het gerecht heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat aan de regels strikte toepassing zal worden gegeven, en dat in het verleden gemaakte fouten niet hoeven te worden herhaald.
6.1
Klager beroept zich op het gelijkheidsbeginsel en verwijst daarbij naar enkele collega’s die volgens klager wel een derde kans hebben gekregen. Het gerecht stelt voorop dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld. Verder overweegt het gerecht als volgt.
6.2
Uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid, dat van de door klager genoemde collega’s, slechts twee, namelijk [betrokkene 3] in 2008 en [betrokkene 7] in 2016 een tweede herkansing hebben gekregen. In het geval van [betrokkene 3] heeft een derde corrector het hertentamen van haar geanalyseerd op grond waarvan de examencommissie besloot haar de extra kans te geven. Deze collega heeft het examen uiteindelijk in maart 2012 gehaald. [Betrokkene 7] heeft een extra herkansing gekregen omdat zij voor de andere vakken die zijn getentamineerd goed had gepresteerd en de examencommissie de kans zag dat zij de opleiding nog zou kunnen halen. Bij beschikking van 14 juli 2016 is de cursist van de opleiding verwijderd omdat zij een 5 behaalde voor het tentamen en niet meer kon slagen.
Nu in het geval van klager geen derde corrector heeft geadviseerd om klager een herkansing te laten doen en de examencommissie gelet op de door klager behaalde cijfers, ook geen aanleiding had om een kans te zien dat klager het examen nog kon halen, is geen sprake van gelijke gevallen, zodat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.
7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht heeft geweigerd aan klager een extra herkansing te gunnen. Het bezwaar is dan ook ongegrond.

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 27 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.